Al wat hier over de inrichting der Tenggersche huizen wordt gezegd, geldt uitsluitend de weinige nog echt Tenggersche dessa's. In de overige volgt men meer en meer de adat der benedenlanden. Blz, 1012, r. 10 en 13 v. b. „aan de buitenzijde zijn de voegen tot beschutting tegen den scherpen wind met alang-alang dichtgestopt".
De echt Tenggersche huizen hebben eene bewanding van naast elkander geplaatste boom- of boomvaren-stammen ^, ruw bekapt, en aan de buitenzijde voorzien van eene laag alang-alang. Tegenwoordig maakt men den wand echter veelal van planken, soms ook van bamboevlechtwerk (gëdèk).
„Elk gezin bewoont een afzonderlijk vertrek en al de deuren komen „uit op een gemeenschappelijken gang".
Deze voorstelling is minder juist.
De huizen zijn met in vertrekken verdeeld. Langs de zijden evenwel is eene lange rustbank (ambèn) aangebracht (in de oud-model-huizen aan de stijlen bevestigd, zonder of met zeer lage pooten), welke tot rust-, slaap- en bergplaats dient.
Treedt nu eene dochter in het-huwelijk, dan wordt-voor haar en haren man op die rustbank een hokje (kobong) afgeschoten, aan de binnenzijde soms van een laag deurtje ook wel van een gordijn voorzien. Voor elk nieuw paar komt er een nieuw hokje bij. -
Zóó is het in ouderwetsche huizen, doch tegenwoordig wordt bij velen, zoolang de gehuwde kinderen blijven inwonen, voor elk paar een hokje met doeken afgeschoten. Ook vindt men somtijds reeds ledikanten met gazen (doch zeer vuile) gordijnen omhangen.
De „gemeenschappelijke gang" is de binnenruimte van het huis, [welke breeder is dan de slaapplaatsen en dus geen gang kan genoemd worden], waarin een paar hooge tafels staan en aan het eene einde de vuurhaard (dapoer, pawon) is.
Enkele huizen zijn verbazend ruim, met name die der doekoens, hetwelk steeds wordt verklaard door de behoefte aan ruimte voor de vele inwonenden en voor huiselijke feesten.
r. 18 v. b. „den gemeenschappelijken haard, waarop het vuur steeds „wordt onderhouden".
gewoonlijk heeft elk huis maar één vuurhaard. In vroegere tijden
0 Dit wordt ten onrechte tegengesproken door den zendeling Ivreeraer in een op<Jerl V°0rkomende in het 4(10 9tnk van het 29ste deel der »Mededeelingen van het Netal :DdSOh ZendelinS-genootschaP"> welk opstel trouwens onder veel verdienstelijks va" betwistbare uitspraken en onnauwkeurigheden aan te wijzen zijn.