land bewoonbaar gemaakt, en alleen door voortdurende inspanning van alle krachten kan er het land in een bewoonbaren toestand gehouden worden.

De geschiedenis van het lage gedeelte van den Nederlandschen bodem heeft hierdoor een belangrijk verloop gehad. Schier bij eiken arbeid der natuur trad de mensch op, om dien in zijn voordeel te leiden of te bestrijden. Waar de natuur te kort schoot in de vorming van het kustland, waren het de bewoners, die aanvulden, wat er nog overbleef te verrichten. „Deus mare, Batavus litora fecit", „God heeft de zee maar de Nederlanders hebben de kust gemaakt" zegt een schrijver over Nederland zeer terecht.

Zoo is het Nederlandsche polderland grootendeels door menschenhanden gevormd; zoo zijn de bewoners „der lage landen aan de zee" in hun ontwikkelingsgeschiedenis ten nauwste met het land verbonden. Er is een ras van stoere mannen ontstaan, ernstig van aard, volhoudend van karakter, onbuigbaar in hun overtuiging, onhandelbaar waar hunne rechten worden aangetast; er is een volk gevormd, dat door de afzonderlijke inpolderingen in groepen verdeeld is, die als zoovele afgescheiden eenheden een sterk particularisme doen uitkomen, dat geheel door het water beheerscht wordt. De strijd tegen het water bracht de bewoners over geographisch verbonden en hydrographisch vereenigde deelen wel vroeg tot elkander en kweekte er gemeenschapszin, doch deze alleen op wederzijdsche belangen berustende, ging niet verder dan de grenzen van hetzelfde poldergebied. Het poldergebied of waterschap werd het vaderland in engeren zin voor de boeren der lage landen, die zich daar heeren gevoelden, die daar hun rechten verzekerden en trachtten te handhaven. En het was bovenal de bodem met de wateren, die daar gereglementeerd werden, zoowel in horizontale uitbreiding als in hoogte en diepte. Geen sloot, geen dijk, geen molen, geen sluis, geen duiker, geen weg, geen brug, of op grond van reglementen, oude rechten of overeenkomsten is hun bestaan, werking en inrichting sedert eeuwen omschreven, terwijl het beheer en toezicht werd opgedragen aan de vertegenwoordigers der belanghebbenden van een zelfstandig gebied.

De schepping van het Nederlandsche polderland had aldus niet plaats volgens een algemeen en vast stelsel, maar stukje bij stukje; hier met dit doel voor oogen, daarnaast door een ander belang gedreven; maar in elk gedeelte geleid door den strijd tegen het water. De rechten en werken van den eenen polder druisten niet zelden lijnrecht in tegen de belangen der daarnaast gelegen landen. Het was geen geschiedenis van één