de Universiteit van Ztlrich hem eershalve tot doctor benoemde. Deze eersteling werd weldra door een aantal andere geographische studiën gevolgd , waarbij hij zich volstrekt niet tot zijn geboorteland bepaalde. Hij beoefende de aardrijkskunde in haar geheelen omvang, en reeds vroeg had hij zich op -het aanleeren zoowel van de oude als van de nieuwe talen toegelegd, om de geographische litteratuur van vroeger en later tijd en van alle landen te kunnen bestudeeren. Met welk gelukkig gevolg hij dit deed bewijzen zijne werken.
Den belangrijksten tijd zijns levens heeft Egli te Ztlrich doorgebracht, waar hij meer dan vijf-en-twintig jaren leeraar in de aardrijkskunde was aan de kantonschool. De Universiteit aldaar benoemde hem bovendien tot buitengewoon hoogleeraar in hetzelfde vak. Het was eene hulde aan zijne verdiensten, daar zulk een leerstoel aan de Ztlricher hoogeschool te voren niet bestond. Allen die het voorrecht hadden zijne lessen te hooren, roemden zijne uitgebreide kennis en zijne toewijding. Egli, die van den laagsten trap, zoo door zijne bijzondere gaven als door zijne onvermoeide werkkracht, was opgeklommen tot de hoogste plaats, die hij onder de geleerden van zijn land innemen kon, verstond uitnemend de kunst om jonge lieden belangstelling in te boezemen voor de wetenschap , door hem beoefend, en bij niet weinigen heeft hij de lust gewekt tot zelfstandig onderzoek. Hij bezat inzonderheid den tact om zijne kennis helder en duidelijk aan anderen mede te deelen. Zijne landgenooten roemen zijne voordrachten, en wij kunnen dit begrijpen, wanneer wij zijne geschriften raadplegen.
Egli schreef meer dan een handboek voor verschillende catagorieën van leerlingen. Zijne „Practische Naturkunde" en „Kleine Naturgeschichte", „Neue" en „Kleine Erdkunde" en zijne „Neue Handelsgeographie" werden meermalen herdrukt. Van zijne „Neue Schweizerkunde" ligt de 8ste uitgave (St. Gallen 1890) voor mij. Een model, naar ik meen, van e'ene beknopte en toch volledige beschrijving van een enkel land, waarin hij eerst het „Schweizerland" (gebergten, rivieren en klimaat), dan het „Schweizervolk" (afstamming, getalsterkte, middelen van bestaan en intellectueele ontwikkeling) en in de derde plaats de drie groepen van Cantons behandelt. Hij is ook de eerste geweest die een aardrijkskundig Schoolmuseum heeft opgericht, naar welks model een aantal andere in Duitschland werden gevormd. Naar zijne overtuiging moest het onderwijs in de aardrijkskunde, meer dan bij eenige andere wetenschap, aanschouwelijk zijn. In 1883 zag ik op de tentoonstelling in Zürich een aantal belangrijke voorwerpen, die in dat Museum zijn opgenomen. Het