De bescheiden geleerde stelde zich nimmer op den voorgrond, was de behulpzaamheid in persoon en was zoo dankbaar voor mijne onbewimpelde bewondering dat jk meen het daaraan te danken te hebben dat men mij tot correspondeerend lid der „Gesellschaft für Erdkunde" benoemde. Maar ik stond niet alleen in mijne admiratie, zooals ik later en reeds spoedig daarop duidelijk bespeurde toen ik met andere grootmeesters in zijn vak bekend raakte; zijne topografische beschrijving van westelijk Europa was de leiddraad voor de Frankrijk binnentrekkende Pruisen en van zijne ontzaglijk uitgebreide bekendheid met het terrein werd veel partij getrokken door een cursus voor een groot aantal officieren welke den veldtocht moesten medemaken. „Vraag het aan von KlcSden'' was veler wachtwoord op allerlei geografisch gebied.
Geen overlading van den leerling, maar goed begrip van het geleerde was zijn hoofddoel en al pratende kwam ik toen reeds tot de overtuiging dat het aardrijkskundig onderricht in Duitschland op de lagere school vrij wat hooger staat dan bij ons. Maar wat heeft men daar ook ruimer begrippen om musea en bibliotheken smakelijk toegankelijk en gemaklijk bruikbaar te maken voor het publiek; de inrichting van het Natuurkundig museum te Dresden verschafte mij reeds genoegen, maar hoe boeide mij het prachtig, ontzaggelijk uitgebreid en toch zoo genietbaar Volkenkundig museum te Berlijn; och, 't is zoo goed gedacht om jeugd en aankomend geslacht een blik te doen werpen in hetgeen de wijde wereld te zien geeft. Menig kloekmoedig navorscher werd door zulk eene verzameling tot ernstiger studie opgewekt en als 't ware ontpopt tot een gevaren trotseerend wetenschappelijk reiziger, een roem zijner natie; terwijl hier, moederspappot een hoofdrol blijft spelen bij jongelieden, die schijnen te meenen dat hunne aardrijkskundige kennis mag bepaald blijven tot bekendheid met de straatnamen hunner woonplaats en als ze wielrijders zijn met eenige voor hun instrument geschikte hoofdroutes.
In die voor het professoraal gezin zoo drukke dagen kon hij mij moeilijk met veel studiemannen in kennis brengen — later haalde ik die schade in — doch hij voorzag mij toch van eene aanbeveling voor Dr. Aug. Petermann te Gotha, dien ik een paar dagen later in zijn werkkamer overviel, toevallig ook al een echt Nederlandsch werk bestudeerend, Dr. Veth's Borneo. Men ziet daaruit dat wel degelijk in Duitschland rekening wordt gehouden met hetgeen wij laten drukken en menigmaal ontmoette ik mannen die zeer goed onze taal begrepen, vooral wegloopend met het Tijdschrift voor het Mijnwezen, dat aan veler weetgierigheid lafenis verschafte.