Het rijkstoezicht en de uitgaven beperken zich echter niet hiertoe; tonnen gouds worden door de Provinciale besturen en de Gemeenten (vooral de groote handelscentra) uitgegeven, hetzij als subsidiën of als werken onder eigen beheer, gelijk uit de latere mededeelingen duidelijk zal blijken; en dan komen daar nog bij de uitgaven der geheel zelfstandige spoorwegmaatschappijen en van geconcessioneerde tramwegen. Het kost vrij wat geld om ons land te beschermen en te behouden, en om het verkeer te land en te water naar den eisch te bevorderen ; wanneer wij dit laatste nagaan is het niet zoo bevreemdend dat de landbouw weieens zijn stem verheft en den wensch uit, dat ook zijne belangen even goed in het oog worden gehouden als die van den handel en de scheepvaart.

I. Rivieren.

In het algemeen gesproken kan men zeggen dat dier waterstand weinig bezwaar opleverde, al onderscheidden de vier eerste maanden zich door een vrij hoogen was; daarentegen waren de overige maanden gekenmerkt door een lager stand, die de scheepvaart van September tot November, dus ongeveer drie maanden lang, nogal belemmerde op Nederrijn en Lek, en vooral op den boven-IJsel; langs de Waal was het verkeer ongestoord, behalve enkele dagen aan het ondiepste punt bij Ochten; eene ongunstige uitzondering maakte de Maas, met name boven Venloo, alwaar gedurende vier zomermaanden de vaart bijna geheel belemmerd was; zelfs moesten de stoombooten tusschen den Bosch en Arnhem langs Loevenstein varen. Daarentegen behoefde bijna geen enkele overlaat te werken.

Het ijs speelde echter lastige parten; zonder dit in alle bijzonderheden na te gaan dient vermeld te worden dat van 9 tot 20 Februari het ijs in de Boven-Merwede bleef vastzitten, zelfs met paard en wagen werd gepasseerd, zoodat men zich een begrip kan vormen van de belemmering welke het verkeer ondervond; reeds den 7 Januari had zich drijfijs te Lobit vertoond, toen volgde een kortstondige dooi, maar een maand later hadden de ijsschollen bij Tiel en hooger op een dikte van 3 en ruim 3l/2 M. en overal vond men soortgelijke toestanden, zoodat men het een hoogst gelukkig verschijnsel mag achten dat de groote stoomvaart van Rotterdam naar zee onbelemmerd bleef, al durfden de kleinere lokaaldiensten er zich niet aan wagen. Met kracht en gelukkig met vrij goed gevolg werd vooral op 12—14 Maart met drie ijsbrekers gewerkt om de bezetting op de Beneden-Waal los te maken; ook elders slaagden