min of meer verouderd zijn, vooral op statistisch en bibliographisch gebied. Men denke maar eens aan den stand onzer kennis van Afrika thans en voor twintig jaren. Van dat werelddeel wordt dan ook in het Supplement eene uitvoerige geographische en ethnographische beschrijving gegeven, welke wordt gevolgd door een overzicht der ontdekkingsgeschiedenis, van af 1873 tot op onze dagen, terwijl aan het slot eene zeer uitgebreide bihliographie over het tijdperk der groote reizen, van af het midden dezer eeuw, voorkomt. Bovendien worden er nog afzonderlijke monographieen gegeven van de onderdeelen: Italiaansch Afrika, Fransch Afrika, Duitsch Oost-Afrika, enz. Het geheele werelddeel beslaat aldus vijf en twintig compres gedrukte groot kwarto bladzijden van drie kolommen, terwijl bovendien nog afzonderlijke beschrijvingen gegeven worden van de groote meren en hun onderzoek (bijv. het Albert Edward-meer), de rivieren, enz. En zoo is alles in evenredigheid. Zoo wordt bijv. nog weer een artikel gegeven over den Indischen Archipel, met een beknopt overzicht der ontdekkingsgeschiedenis na 1870; maar zonder verdere litteratuur-opgave, hetgeen wel eenigszins te verwonderen is. Dat trouwens in het werk, in weerwil van de zeer groote verdiensten die het bezit, talrijke groote en kleine onnauwkeurigheden, vergissingen, drukfouten en verzuimen voorkomen mag niet verzwegen worden. Dat geldt o. a. van het zoo even genoemde overzicht der ontdekkingsgeschiedenis van Ned. Indië; bij Arabië wordt het werk van Snouck Hurgronje over Mekka verzwegen, bij Alaska de kaart van Lindenkohl, bij Hongkong is in het geheel geen bibliographie (die men wel vindt in de Encyclopaedia Britannica), bij Angola wordt de naam van Jan Huyghen van Linschoten verbasterd tot Van Huyghen, en zoo zou men tot in het oneindige kunnen voortgaan. Toch moeten wij er nadrukkelijk op wijzen dat het onbillijk zou zijn die fouten te zeer op den voorgrond te stellen, want bij zulk een ontzaggelijk werk zijn fouten onvermijdelijk en de tekortkomingen worden ruimschoots opgewogen door den schat van inlichtingen en gegevens, die ons worden aangeboden
Aan de leden van ons Genootschap is het waarschijnlijk bekend dat het werk zich in de bibliotheek bevindt. (Universiteits-bibliotheek te Amsterdam, Studiezaal). rp.
Die Beurtheilung des Wetters auf mehrere Tage voraus, von Dr. W. J. van Bebber. Abtheilungsvorstand der Deutschen Seewarte.— KI. 8°, 52 pp. Stuttgart, Enke, 1896. Pr. 1 M.
Dit werkje bevat eene duidelijke populaire uiteenzetting van de grondslagen waarop de weersgesteldheid berust en dient mede om te doen inzien dat de voorspelling van Jiet weer, op grond van de maanphases, als niets anders dan bijgeloof is te beschouwen. Als een onverdelgbaar onkruid, zegt de schrijver, is dat bijgeloof tot op onzen tijd blijven bestaan , hoewel door de wetenschap onwederlegbaar bewezen is dat de invloeden op het weder, die door sommigen J) aan de
1) «Von einigen Seiten" staat er; men kan wel raden wie hier bedoeld wordt! Ook in zijn leerboek der meteorologie zegt Van Bebber op p. 5 uitdrukkelijk dat noch de