door verschillende onderzoekers gedaan om de kusten te klassificeeren. Het behoeft wel niet gezegd te worden dat ieder daarbij tot een eigen systeem van indeeling is gekomen, en dat sommigen vele onderverdeelingen hebben gemaakt en anderen allerlei vreemde namen hebben ingevoerd. In mijn vorig overzicht') heb ik het een en ander medegedeeld omtrent hetgeen over kusten is geschreven door Von Richthofen, Hahn en Fischer, alsmede over Prof. Krümmel's studieen betreffende de erosie der getijden-stroomingen. Daarna zijn er bijdragen over kusten verschenen van Weule 2) en Philippson 3), terwijl Prof. Penck in zijne „Morphologie" (II, p. 460 vlg.) een uitvoerig hoofdstuk wijdt aan den arbeid der zee en de gesteldheid der kusten. Dit eene onderdeel der physische geographie omvat dan ook tegenwoordig een uitgebreid veld van studie en onderzoek, maar het moet erkend worden dat sommige bijdragen daarover eene moeielijke, bijna had ik gezegd eene ongenietbare lectuur opleveren. Men beproeve het maar eens met het boven aangehaalde artikel van Weule! En dan verzekert de schrijver nog aan het slot dat eene uitvoerige beschrijving „aller im Gebiet der Flachktiste sich abspielender Vorgange nicht erreicht worden ist".
Zou dat ook de reden kunnen zijn waarom Supan zich vergenoegt met het artikel te noemen, zonder er verder iets over te zeggen? Philippson, die overigens met waardeering er over spreekt, zegt in zijn referaat, terecht: „durch eine klarere und übersichtlichere Darstellung würde die Arbeit sehr gewonnen haben". Dat geloof ik ook en het schijnt mij toe dat de beteekenis van Weule's bijdrage vooral gelegen is in het nut dat diegenen er van hebben kunnen die zelf studie maken van de kusten, zooals bijv. Philippson, wiens onderzoekingen betreffende het transport van steenen en gruis door de kuststrooming, de zoogenaamde „Ktlstenversetzung", door Supan vermeld worden. Het hoofdstuk „Küstenformen" op p. 574 is in de tweede uitgave der Grundzüge nieuw en onderscheidt zich door de eenvoudige en duidelijke uiteenzetting en de beperking, welke de schrijver betracht, in het maken van onderverdeelingen en het invoeren van nieuwe namen. Heeft de lezer door dit leerboek eerst een duidelijk inzicht gekregen in de hoofdzaken dan kan hij
1) Jaargang 1891, Dl. "VIII, p. 66.
2) Beitrage zur Morphologie der Flachküsten. Zeitschr. f. Wiss Geogr. 1891, Dl. VIII, p. 211. — Bespr. PML. 1892, n°. 496.
3) Ueber die Typen der KüstenJormen, insbesondere der Schivemmlcindküsten.. Von Richthofen-Festschrift. 1893, p. I—40. — Refer. in PML. 1893, n°. 634.