gevormd is door het stroomende water (zie bij Supan de profielen op p. 382 en 391), 20 den meer of minder kronkelenden loop van het dal en 30 de vertakking in het bovenste dal-gebied, waar tallooze kleine dalen zich vereenigen. De erosie-dalen, welke niet tot de tektonische kunnen gerekend worden, noemt Supan orographische dalen; zij zijn ontstaan uitsluitend door de werking van het stroomende water over een hellend vlak. Eindelijk noemt Supan ook nog de epigenetische dalen, volgens Von Richthofen >).
Al die theoretische uiteenzettingen hebben voor den geograaf ongetwijfeld eene groote beteekenis; maar hoe moet hij de aldus verworvene theoretische kennis nu gebruiken; m. a. w. wélke beteekenis hebben zij voor hem? Komt hij in een bergland dan kan hijzelf in den regel niet uitmaken tot welke soort een dal gerekend moet worden. Dat is het werk van den geoloog, die, om het zoo eens uit te drukken, de physische bouwstoffen der geographische beschrijving levert. Zij geven den sleutel tot de verklaring der gedaante van het dal, die van zooveel belang is met het oog op het verkeer en de bewoonbaarheid; op den bodem en langs de zachte hellingen der breede lengte-dalen ontwikkelen zich landbouw en veeteelt; de vernauwingen van het dal, daar waar het eene andere richting aanneemt, zijn de aangewezene plaatsen ter verdediging; op de terrassen langs den dalwand hebben zich dikwijls steden ontwikkeld (Inndal bij Innsbruck); de kloofvormige dalen en canons, met hunne bijna loodrechte wanden, zijn nagenoeg ontoegankelijk. Al die zaken, en zoovele andere, zijn geheel onbegrijpelijk, zoolang men zich geene heldere voorstelling weet te maken van wat eigenlijk een dal is.
Hetzij men dus al grenslijnen wil trekken of niet tusschen twee wetenschappen , welke zoo vele onderwerpen met elkander gemeen hebben, de bekendheid met de resultaten der onderzoekingen van de geologen is voor den geograaf noodzakelijk. Daaraan valt niets te veranderen.
In het hoofdstuk over dalvorming door erosie wordt, in de nieuwe uitgave van Prof. Supan's werk, natuurlijk ook melding gemaakt van de onderzoekingen en publicaties der laatste jaren over dat onderwerp. Vooreerst acht hij het thans niet noodig er nog bij te voegen dat men in den laatsten tijd getwijfeld heeft aan de juistheid der stelling dat de erosie in teruggaanden zin werkt, dat zij de eenmaal gegravene bedding verlengt in de richting stroomopwaarts. Daaraan wordt tegenwoordig vol-
1) Vorig overzicht, Dl. VIII, p. 80.