aan de orde: welke beteekenis hebben de dalen, met de er door stroomende rivieren, voor het leven des menschen? Daar waar de physische beschrijving eindigt begint de geographische. Welk een geweldig werk moet de geograaf reeds verricht hebben voor hij zijn eigenlijk arbeidsveld betreedt!
Wie zich van dat alles nog nader overtuigen wil leze het uitvoerige hoofdstuk (III in Dl. II) over de dalen in Penck's Morphologie en het daarop volgende over dal-landschappen. Men zal daaruit o. a. zien hoe moeielijk eene goede definitie is (p. 59), uit hoevele verschillende oogpunten men de dalen, als natuurvormen, kan beschouwen (p. 60, 72 vlg., p. 76, p. 83, 86, 90, enz.) naarmate van hun vorm, hun voorkomen, hunne richting, hun ontstaan enz., wat er te zeggen valt over de dalwanden, de terrassen, de talrijke hypotheses betreffende de doorgangsdalen, den ouderdom der dalen, het ontstaan der droge dalen enz. Over dat alles bestaat eene zeer uitgebreide litteratuur 1).
Prof. Supan behandelt het onderwerp beknopter en eenvoudiger. Wat den oorsprong der dalen betreft, welke niet verward moet worden met de vorming, onderscheidt hij, genetisch, de vrij zeldzame „Mulder-dalen , gelegen tusschen de geplooide of gevouwene bergketens, de door inzinking ontstane dalen, bijv. de Boven-Rijnsche laagvlakte, en de intercolline dalen tusschen twee zelfstandige gebergten, bijv. deWetterau tusschen Taunus en Vogelsberg.
Dat zijn oorspronkelijke dalen, in tegenstelling met de erosiedalen, ontstaan door de werking van het stroomende water. Men kan de eerstgenoemde ook „Thalungen" (Penck), of zelfstandige dalen (von Richthofen-, Führer, p. 368) noemen en houde daarbij in het oog dat een gedeelte ervan, uit een genetisch oogpunt, ook gerekend wordt tot de zoogenaamde tektonische dalen, die ontstaan zijn tengevolge van bewegingen (dislocaties) der aardkorst. Maar de erosie-dalen kunnen ten deele ook tot laatstgenoemde categorie gerekend worden, nl. diegene welke zijn ontstaan — of ondersteld worden te zijn ontstaan — tengevolge van dislocaties, zoodat het stroomende water de daardoor veroorzaakte scheuren of breuklijnen volgde en dan verder aan de vorming van het dal arbeidde, en er aldus een gedeeltelijk erosie-dal ontstond (Penck II, p. 90).
De erosie-dalen kenmerken zich door: i° het lengte-profiel, zooals het
1) Zie ook in mijn overzicht de bespreking der dalen , volgens Von Richthofen cn Löwl, p. 81.