ware gereedmaken, voert het hier vaste bestanddeelen weg om ze elders neer te leggen, gebruikt ze om den bodem, waarover het stroomt, af te slijpen en uit te schuren, verlegt in zand- en kleigronden telkens de zelf gemaakte bedding, en werkt aldus onophoudelijk aan de verandering van het relief der oppervlakte. Dat geldt vooral voor die streken, welke in de nabijheid der oceanen liggen en onder den invloed van den vochtigen zeewind staan. In de binnenlanden der continenten zijn het vooral de temperatuur-afwisselingen, tusschen dag en nacht, en de geweldige werkingen van den wind die het relief vormen. Op eene geheel andere wijze evenwel dan door het water geschiedt. De wind oefent wel is waar eene afslijpende werking uit op de gesteenten, maar hij spreidt de zanden vooral de stof-massa's, welke worden medegevoerd, over groote uitgestrektheden gelijkmatig uit en effent aldus de ongelijkheden, terwijl het water, door zijne insnijdende werking, die juist te voorschijn roept. In de laatste jaren zijn de werkingen van den wind in de woestijnen, en in het algemeen in de binnenlanden, nauwkeuriger bestudeerd geworden. Walther beschreef ze in zijn werk: Die Denudation in der Wüste und ihre geologische Bedeutung. Untersuchungen ilber die Bildung der Sedimente in den dgyptischen Wils ten '); van Sokolóf verscheen in 1894 een werk over de duinvorming, welke hij vooral in het Russische Rijk bestudeerd heeftl); de duinvorming in de Sahara werd sinds 1881 in het bijzonder door Rolland nagegaan 3); de bekende russische mijn-ingenieur W. Obroetsjef heeft nog zeer onlangs (1895) eene verhandeling gepubliceerd over de verweering en deflatie in Centraal-Azië4), waarvan de resultaten evenwel, voor zoover ik weet, nog niet ter kennis van het Westeuropeesche publiek zijn gekomen. Ook in Von Richthofen's Ftlhrer is een hoofdstuk over de werking van den wind op het relief van den bodem (430—450) en in Penck's Morphologie wordt vooral naar de lit-

1) Bd. XVI der Abh. der mathem.-physik. Classe der Kön. Sachs. Ges. d. Wissensch. Leipzig 1891. (Uitv. referaat in Pet. Mitt. 1891, n°. 801) en in D. Rundsch. f. G. u. Stat. XIV, 1892, p. 12 vlg., door Toula.

2) N. A. Sokolów, Die Dünen. Bildung, Entwiclcelung und innerer Bau Deutsche, von Verfasser erganzte Ausgabe von A. Arzruni. 8°, 298 pp., 15 Fig. u. 1 T. Berlin, J. Springer, 1894. Pr. 8 M. — Uitv. referaat van Philippson in Pet. Mitt. 1896, Litt. Ber. n°. 44.

3) Vg). o. a. zijn opstel: Sur les grandes dunes du Sahara, in Ball. Soc. géolog. 1881—82, p. 30, alsmede zijne gedachtenwisseling, over het begin van duinvorming, met Courbis en Blanc, in C. R. de la Soc. de géogr. de Paris 1890.

4) In de verhandelingen van het mineralogisch genootschap te St. Petersburg.