phasen verricht, kan men den duur en den datum van de verschillende jaargetijden berekenen. Natuurlijk zullen deze voor plaatsen met ongelijk klimaat verschillend zijn en kan een onderzoek in het werk worden gesteld naar de betrekking tusschen den gemiddelden klimatologischen toestand en den gemiddelden stand van den plantengroei zoowel als ook naar die betrekking tusschen beide toestanden in een abnormaal vroeg of een abnormaal laat jaar. Maar meer nog: men kan onderzoekingen in het werk stellen naar den invloed van de geographische breedte , de geographische lengte, de hoogte van den bodem boven den zeespiegel, en men kan dat alles cartographisch voorstellen. Ook kan de invloed van den bodem in rekening worden gebracht. Toch zij ook hier weder gezegd, dat het laatste woord, de eigenlijke verklaring der verschijnselen , geheel buiten het veld der geographie ligt, dat het aan de physiologie behoort.

Ten slotte zal een en ander nog eenigszins worden toegelicht.

Wanneer Ihne ons mededeelt, dat Syringa vulgaris, de gewone syring, gemiddeld in Coimbra in Portugal bloeit op 20 Maart, in Neurenberg op 6 Mei, in Zuidelijk Finland op 10 Juni, dan wordt ons door deze datums onmiddellijk voor oogen gebracht, hoe de lente van het zuiden naar het noorden haren intocht houdt in ons werelddeel en stellig geven deze datums eene meer aanschouwelijke voorstelling dan temperatuuropgaven kunnen verschaffen. Toch gaan wij hiermede niet verder dan tot eene eenvoudige vergelijking tusschen verschillende plaatsen.

Maar men kan reeds verder gaan en ook sommige feiten op phaenologisch gebied verklaren. De vragen mogen worden gesteld: welken invloed oefenen de geographische breedte en lengte, de hoogte boven den zeespiegel, de bodem op den bloeitijd uit?

Aan de hand van Ihne's voordracht te Neurenberg (1893) ») wil ik hier aanduiden, in hoeverre op deze vragen reeds een antwoord mogelijk is.

Voor den invloed van den bodem en dien van de standplaats der planten ten opzichte van de bestraling door de Zon zijn nog slechts weinig gegevens, voor dien van de hoogte iets meer; het meest voor dien van de geographische breedte en de geographische lengte. Men

1) Ihne, Ueber den Ëinfluss der geographischen Lange auf die Aufblühzeit von Holzpflanzen in Mitteleuropa. (Verhandl. der Gesellsch. deutscher Naturf. u. Aerzte, 65 Vorsamml. zu Nürnberg, 1893, 2ter Th., le Hiilfte, pag. 181 vlg.).