Ribes rubrum B, Ribes aureum B, Betula alba B O en B, Prunus avium B, Prunus spinosa B, Prunus Cerasus B, Prunus Padus B, Pyrus communis B, Fagus silvatica B O, Pyrus Malus B, Quercus pedunculata B O).
c. Eigenlijke lente l), de bloeitijd van zulke houtplanten, welker bloesems zich duidelijk na de eerste blaren ontwikkelen, zooals dat van nu af de regel is. Zij eindigt met het bloeien van het koren. De loofbosschen worden geheel groen. (Fagus silvatica [beukenwoud-groen], Lonicera tatarica B, Syringa vulgaris B, Narcissus poeticus B, Aesculus Hippocastanum B, Crataegus Oxyacantha B, Spartium scoparium B, Quercus pedunculata [eikenwoud-groen], Cytisus Laburnum B, Sorbus aucuparia B, Cydonia vulgaris B).
d. Voorzomer, van den bloeitijd tot aan het rijpen der vroege bessensoorten. (Secale cereale hibernum B, Sambucus nigra B, Atropa Belladonna B , Rubus idaeus B , Symphoricarpus racemosa B, Salvia officinalis B, Cornus sanguinea B, Vitis vinifera B, Ligustrum vulgare B).
e. Eigenlijke zomer"1). (Ribes rubrum V, Tilia grandifolia B, Lonicera tatarica V, Tilia parvifolia B, Lilium candidum B, Rubus idaeus V, Ribes aureum V, Secale cereale [begin v. d. oogst], Symphoricarpus racemosa V, Atropa Belladonna V, Sorbus aucuparia V, Sambucus nigra V).
ƒ. Voor herfst, de tijd, waarin de overige vruchten rijpen. (Cornus sanguinea V, Ligustrum vulgare V, Aesculus Hippocastanum V etc.).
g. Herfst, de tijd van voorbereiding der rustperiode, de laatste n. 1. in den vulgairen zin genomen, eindigende met het aannemen van de herfsttint, het laatste nog eenigermate bruikbare phaenologische element der houtplanten. (Aesculus Hippoc. H, Fagus silv. H, Betula alba H, Quercus ped. H). Omtrent de herfsttint merkt ook Ihne op, dat zij als phaenologisch element slechts geringe waarde heeft; maar er is geen beter 3).
h. Winter, de rustperiode tot de Voorlente.
Aan de hand van bovenstaande phaenologisch gegroepeerde waarnemingen, over een zeker aantal jaren op dezelfde plaats aan planten en
1) «Vollfrüling" volgens Ihne.
2) «Hochsommer".
3) Ihne, Naturwiss. Wochenschrift 1895, pag. 41.