plantenleven in verband met de temperatuur beheerscht, uit als volgt: de gemiddelde temperatuur van de periode van waarneming van het jaarlijksche nulpunt van het plantenleven tot het begin der phase, vermenigvuldigd met het aantal dagen van die periode, is constant.

Herrmann Hoffmann, die in 1857 zijn eerste werk van meer of min phaenologischen aard schreef, bevond door waarnemingen , dat de afwijkingen van deze zoogenaamde constanten toch te aanzienlijk waren, dan dat hij er vrede mee kon hebben. Geen wonder ook. De temperaturen , waaruit de gemiddelden worden afgeleid, worden in de schaduw waargenomen, terwijl de planten menigmaal aan de directe bestraling door de zon zijn blootgesteld. Bovendien kunnen immers twee dagen met eene zelfde gemiddelde temperatuur een zeer ongelijken invloed op het plantenleven hebben, ook wanneer de vochtigheidstoestand van bodem en dampkring in beide gevallen dezelfde is. 't Is immers niet aan te nemen, dat een dag met vrij gelijkmatige temperatuur en een met een' koelen morgen en een heeten middag, — die toch eenzelfde gemiddelde temperatuur kunnen hebben, — een gelijken invloed op het leven der planten uitoefenen! Bovendien: wanneer wij er de planten-physiologen op nalezen, blijkt het ons, dat de levensfunctien der planten niet alleen door een zekeren maximum- en een zekeren minimum-warmtegraad zijn begrensd, maar dat er (voor verschillende plantensoorten een verschillend) optimum bestaat, eene temperatuur, waarbij de functiën het krachtigst plaats vinden '). Nu kan het zijn, dat — bij een gelijk gemiddelde, — de temperatuur op den eenen dag het optimum meer nadert of er langeren tijd mede samenvalt, dan op den anderen dag. Redenen genoeg, naar mij toeschijnt, om aan de gemiddelde schaduw-temperaturen geene groote waarde toe te kennen.

Hermann Hoffmann meende de maximum-temperaturen, aangewezen door een in den vollen zonneschijn opgehangen thermometer, in rekening te moeten brengen 2), omdat deze een veel grooteren invloed op den plantengroei zouden hebben dan de gemiddelde temperaturen in de schaduw. Wanneer we nu echter bij Hugo de Vries lezen, dat op den groei van eenig orgaan eener plant slechts die temperatuur invloed heeft, welke het zelf bezit, en verder, dat het tot nu toe onmogelijk is de temperatuur van eene in het vrije groeiende of door de zon besche-

1) Hugo de Vries, De invloed der temperatnur op de levensverschijnselen der planten.

2) H. Hoffmann, Phanologische Untersuchnngen, 1887.