was te bepalen, aan de waarnemers hooge eischen gesteld. Het gevolg hiervan moest zijn, dat dikwijls zeer onvolledig werd waargenomen en menigmaal de belangrijkste momenten in de opgaven ontbraken. Buitendien , merkt Ihne op, is de vierde phase (het vallen der bladeren), doordien zij dikwijls te zeer door wind en vorst abnormaal vroeg te voorschijn wordt geroepen, minder geschikt voor Middel-Europa. Daarvoor heeft Ihne in de plaats gesteld de herfttint, n. 1. de phase, waarbij de eerste helft der bladeren bij de betreffende soort "de herfsttint heeft aangenomen. Ik heb Ihnes voorschrift overgenomen, maar moet daarbij toch opmerken, dat ook van de herfsttint in menig jaar tot zekere hoogte het bezwaar geldt, dat Ihne ten opzichte van Quetelet's vierde phase oppert1 j. Het blijkt uit de hierachter opgenomen lijst van de waarnemingen in Nederland over 1895, dat sommige waarnemers mijn bezwaar deelen. Nog in een ander opzicht verschilt Ihnes voorschrift voor de phasen met dat van Quetelet: hij neemt niet aan het eerste blad en den eersten bloesem, maar het zichtbaar zijn van de eerste bladoppervlakte zoowel als de ontplooiing van de eerste bloesems op verschillende plaatsen. Ihne eischt ook niet waarneming van alle phasen bij elke plantensoort en rangscnikt de soorten naar de tijdsorde, wat de waarneming veel gemakkelijker maakt.

Nog moeilijker dan Quetelet maakte de Belg Spring het den waarnemers , doordien hij veel meer phasen bij een geringer aantal planten aannam. Zijn voorschrift heeft dan ook niet velen tot waarneming opgewekt.

Het woord ā€˛phaenologie ' is, volgens Ihne, het eerst voorgesteld en gebruikt door Ch. Morren, een Luiksch botanicus, die naar de voorschriften van Quetelet waarnam.

1) Men zon ook kunnen redeneeren als volgt. De verschillende phasen in het plantenleven zijn voor een groot deel het gevolg van klimatologische invloeden; wanneer nu in den herfst op de eene of andere plaats dikwijls door wind of vorst abnormaal vroeg de bladeren de herfsttint aannemen, dan behoort ten slotte toch deze abnormaliteit tot den normalen toestand van die plaats en mogen (mits gerekend over een groot aantal jaren) die omstandigheden mede in rekening worden gebracht. De normale datum wordt door die daar tot den normalen toestand behoorende abnormaliteiten vervroegd. De moeilijkheid blijft echter bestaan, dat van eene eigenlijke herfsttint in menig geval minder sprake kan zijn by vroeg invallende vorst of vroege herfststormen, daar de bladeren niet door het afloopende levensproces de kenmerkende tinten aannemen, maar door mechanische beleediging \an buitenaf, en soms slechts ten deele, verdorren.