Duitsche phaenologen, van de geschiedenis der phaenologie in België is tot dusver nog niet gesproken, ten einde haar nu in haren ver strekkenden invloed op de.geschiedenis der phaenologie in andere landen te beter te kunnen doen uitkomen.
In Brussel werd 1785—92 op aansporing van de Societas Meteorologica Palatina waargenomen; ook bestaan opgaven voor dezelfde stad uit het begin der i9'le eeuw. Voor 't overige beteekent de beoefening der phaenologie in België vóór 1839 niets. In dit jaar begon echter de directeur der sterrenwacht te Brussel, Adolf Quetelet, op dit gebied zijne vruchtdragende werkzaamheid. Doordien hij steeds weer het goed recht van de phaenologie bepleitte, een voorschrift ') opstelde voor waarnemingen, de verkregen resultaten besprak en met elkander vergeleek en in België zoowel als in het buitenland natuuronderzoekers, wetenschappelijke lichamen e. a. voor zijn doel wist te winnen, zoodat in Oostenrijk, waar de „Instruction" van Fritsch onder den invloed van Quetelet werd opgesteld, zoowel als in Frankrijk, in Zwitserland, waar O swald Heer de Belgische voorschriften voor zijn land pasklaar maakte, in Engeland, meer of minder onder den invloed, die van Quetelet uitging, phaenologische waarnemingen werden gedaan, is zijne beteekenis op dit gebied van groot belang. Hij nam, op voorbeeld van Linnaeus, vier phasen aan: de ontplooiing der eerste bladeren, het verschijnen van de eerste bloem, het verschijnen van de eerste vrucht en het afvallen der bladeren. Met de laatste phase werd bedoeld het tijdstip , waarop ongeveer de eerste helft der bladeren is afgevallen. Het aantal plantensoorten, waaraan de waarnemingen moesten worden gedaan, bedroeg ongeveer 170, waarvan een twintigtal bijzonder aan de aandacht werden aanbevolen. De plantensoorten waren door Quetelet alphabetisch gerangschikt, wat de waarneming zeer lastig maakt. Betei is eene rangschikking naar de tijdsorde, waarin de gevraagde phase zich gemiddeld vertoont. Bovendien werden, doordien van elke plantensoort vier phasen moesten worden waargenomen , en voor sommige hiervan b. v. door eene zeer langzame ontwikkeling het juiste moment zeer moeielijk
1) Quetelet, Instructions pour 1'observation des phénomènes périodiques, in Bulletin de 1'Académie Royale des Sciences et Belles Lettres de Bruxelles, I, (1892). — Hierin wordt voor het eerst het denkbeeld van phaenologische kaarten, door Linnaeus in 't algemeen uitgesproken («Mappae vegetantes, quae indicant ubique regionem clima et terram"), nader gepreciseerd, daar Quetelet spreekt van «isanthesische" lijnen, d. z. lijnen, getrokken over plaatsen met gelijken bloeitijd van eene plant.