vervolgens over Jacoba, door geheel onbekende streken, naar Lokodsja aan de Binoeë te gaan, van waar hij den Niger opwaarts volgde tot Rabba, de oerwouden van Joruba doortrok en eindelijk de kust bereikte

bij Lagos.

In 1868 vergezelde hij het engelsche leger op de expeditie naar Abessinië, waarbij hij gelegenheid vond, op de terugreis van Magdala een tocht' in noordelijke richting te doen, over Lalibala en Sokota door een nog onbekend gebied; terwijl hij in 1862 eene reis deed naar Cyrenaïca

en de oase Jupiter Ammon.

jn 1873 74 Was hij de aanvoerder eener uit tien Duitschers (waaronder de bekende geoloog Zittel) bestaande expeditie, die de Libysche woestijn doorkruiste, en de oases Farafrah, Dachel en Siwah bezocht. Na in 1875 eene reis door Amerika gemaakt te hebben, brak hij in 1878 van Tripolis op naar Sokna en Moerzoek, aan het hoofd eener expeditie, waaraan ook Stecker als natuuronderzoeker deelnam en waarvan het doel was tot Wadaï door te dringen.

Dat mislukte echter, zoodat men oostelijk over Dsjalo naar Bengasi trok. Eene poging om vandaar zuidelijk door te dringen, mislukte eveneens, hoewel de oase Koefra, waar nog nimmer een Europeaan was geweest , bereikt en onderzocht werd. Een aanval van Arabieren noodzaakte Rohlfs en Stecker evenwel zoo spoedig mógelijk terug te gaan naar Bengasi. In 1880 gingen beiden naar Abessinië: Rohlfs keerde terug, na dé hem opgedragene zending van den Keizer van Duitschland aan den negoes Johannes volbracht te hebben, terwijl Stecker het gebied bij het Tanameer bereisde (PM. 1881, p. 73 > II3> 231)-

In zijne laatste levensjaren heeft Rohlfs-, die den i4'len April 1832 te Vegesack geboren was, zich onledig gehouden met letterkundigen arbeid over verschillende onderwerpen betreffende Afrika, zooals uit de volgende opgave — die evenwel niet volledig is, wat betreft de tijdschrift-artikelen en kritieken — kan blijken.

Zooals reeds boven gezegd is, was Rohlfs in de eerste plaats ontdekkingsreiziger in onbekende streken en als zoodanig is hij met Barth te vergelijken. ^Vlaar — zooals Dr. Kan het in het bovengenoemde werk uitdrukt — jfc valt niet te ontkennen, dat hij in wetenschappelijkheid en diepte van onderzoek bij dezen achterstaat, dat ook de vorm, waarin hij zijn dagboek goot en waarop hij zich te weinig moeite gaf, om liever op nieuw weder naar den reisstaf te grijpen, niet uitmunt door zorgvuldigheid van bewerking — maar, van den anderen kant, in stoutheid en zelfverloochening moet hij op ééne lijn gesteld worden met de beste

20