„Lest best". Een stelselmatig onderzoek door het geheele land van de bouwaarden naar de plantenvoedingsstoffen, die zij bevatten. Dit is, sedert het gebruik van hulpmeststoffen, zoo actueel mogelijk.
Door de volledige bemesting toch wordt zeer dikwijls aan den bodem een bestanddeel toegevoegd, dat reeds in voldoende hoeveelheid voorhanden is. Omgekeerd ook, kan juist dit ontbreken en het aanvullen der leemte heeft meermalen nog beter gevolg dan eene volledige bemesting (verg. blz. 253). Zal de landbouwer hierin op oordeelkundige wijze beslissen, dan dient hij natuurlijk eerst te weten, wat in zijne bomvaarde aanwezig is en wat er aan ontbreekt.
Wenschen van Ingenieurs en Industrieelen.
Uit den aard der zaak zijn die meer op de praktijk gericht dan die der geologen.
In de eerste plaats wenschen zij door boringen tot 20 en meer M. diepte kennis te verkrijgen van den ondergrond, zijne vaste, weerstandbiedende zand- en zijne verschuif- en indrukbare veenlagen.
Met het oog op fundeeringen van gebouwen en bruggen en het aanleggen van oeververdedigingen, spoorwegdijken, enz. is dit van groot . gewicht.
In de tweede plaats, kennis van het grondwater, zijn beloop, schommelingen, samenstelling, beschikbaren voorraad, enz.
Daaraan sluiten zich de klei- en leemsoorten, die voor steenen-bakken, misschien voor het vervaardigen van cement in aanmerking komen, vooral wanneer in de nabijheid tevens kalk voorhanden is, zooals langs een gedeelte van onze oostelijke grenzen.
In de paar laatste jaren is een vierde punt duidelijk aan het licht gekomen, toen verschillende spoorweglijnen met eene grindbedekking voorzien zijn. Het bleek bij die gelegenheid, hoe weinig eigenlijk bekend was omtrent de aanwezigheid en den inhoud van de grindbeddingen onzer hoogere gronden. In het tegenovergestelde geval ware allicht eene zeer belangrijke hoeveelheid grind goedkooper te verkrijgen geweest dan door baggeren uit Waal en IJsel.
De verdere Inrichting der Kaart.
Dat bij het kaarteeren de schetsbladen der kaart 1 : 25 000 zullen gebezigd worden, mag na al hetgeen over de kwestie der schaal gezegd is (verg. blz. 244, 250), wel als vaststaande beschouwd worden. Of de latere uitgave zal geschieden op dezelfde schaal dan wel op de halve grootte,