kaart veel meer schakeeringen van grondsoorten moeten aangegeven worden, dan op die van Staring het geval was.

Nevens de kennis der bouwaarde is voor den landbouwer ook van veel belang die van den maagdelijken bovengrond (sol vierge) en den ondergrond (sous-sol), omdat de dieper wortelende planten ook daaraan nog voedende bestanddeelen ontleenen en zij ook, door het water al of niet door te laten, op voeding en groei van grooten invloed kunnen zijn (verg. bladz. 236, 257).

Van zelf sluit zich hierbij aan de kennis van het grondwater en zijne bewegingen in horizontale en vertikale richting. Men kan daaromtrent vooraf reeds veel voorspellen als de kaart door duidelijke hoogtelijnen het beloop der oppervlakte laat zien. Hiermede staat tevens in verband de onderscheiding tusschen hoogere terreinen, die bij hevige regenbuien steeds worden afgespoeld, dus aan vruchtbaarheid verliezen, en zulke, die lager gelegen zijn en waar die afgespoelde bestanddeelen zich neerzetten. In menig geval zal het verkieslijk zijn de eersten niet te bebouwen, maar te bebosschen.

Omtrent de geaardheid van den bodem kunnen belangrijke gegevens verstrekt worden door de kennis der wildgroeiende planten (spontane flora). Zoo groeien Populus en Calluna niet op kalkhoudenden bodem, Erica verraadt eenig gehalte aan kali, Prunus spinosa, Delphinium consohda, Carduus, enz. verraden een leemgehalte, terwijl Lupinen en helm weder slecht of niet groeien op leemhoudenden bodem (verg. blz. 241 en 256).

Door de talrijke handboringen en door de beschouwing der oppervlakte (moerassig, dor, enz.) wordt kennis verkregen van nuttige (mergel, leem, vivianiet, veen, glaukoniet-zand) of schadelijke stoffen (zandoer, ijzeroer). Beide laatstgenoemde grondsoorten zijn echter alleen schadelijk door de wijze van optreden, als steenharde, waterkeerende lagen in den ondergrond. Het ijzeroer is tegenwoordig een zeer gezocht ijzererts en geeft, na uitsmelting met kalk, als „Thomas-phosphaatmeel" aan den bodem het phosphorzuur terug, dat er in was vastgelegd. Ook het zandoer bevat vruchtbaarmakende stoffen, met name phosphorzuur, die dus eveneens aan den bodem kunnen teruggegeven worden, als het aan de oppervlakte is gebracht en met mergel of kalk vermengd. Soms ligt het zandoer te diep, om zonder te groote kosten omhoog gebracht te worden (verg. bladz. 252), maar ook dan nog kan het doorgestooten en waterdoorlatend gemaakt worden. Het moet echter eerst opgespoord zijn, wat van zelf bij de kaarteering geschiedt.