Een element, waaraan in den regel weinig gewicht wordt gehecht, is het magnesium, hoewel het een bestanddeel is van het protoplasma en de plant het dus wenscht op te nemen.
Toch ontbreekt het in het Kempensch zand nog meer algemeen dan kali of kalk, wat o. a. de oorzaak was, dat op het proefveld van Yerrière het vlas met wilde groeien bij volle bemesting, totdat er met goed gevolg magnesia bijgebracht werd.
Een zeker gehalte aan ijzer is noodig voor den amerikaanschen eik, maar niet voor den gewonen.
Nog een aantal dergelijke voorbeelden zoude men kunnen aanhalen; de meeste landbouwers kennen dit alles echter niet en maken daardoor tallooze fouten.
De heer Petermann stelt in zijn leerrijk opstel „L'Exploration chimique
de la Terre arable beige" aan het scheikundig onderzoek de volgende eischen.
Reactie, watergehalte, organische bestanddeelen, met hunnen graad van ontleding. Hoeveelheden Si O2, Fe2 O3, Al2 O3, Ca O, Mg O, K2 O, Na-O, Cl, CO2, SO3 en P2 O5, die oplosbaar zijn in ammoniumcitraat en minerale zuren. De stikstof wordt bepaald in organische verbindingen, als ammonia en als salpeterzuur. Het onoplosbare gedeelte wordt vervolgens met fluorwaterstofzuur aangetast en aldus de hoeveelheden Ca O, Mg O, K2 O en P2 O5 bepaald, die eene reserve vormen van plantenvoedingsstoffen.
Uit een en ander blijkt dan de geschiktheid van eene bepaalde grondsoort of van een bepaald grondstuk voor bepaalde gewassen, tevens wat de bodem noodig heeft en of hij nog geschikt is voor eenigen landbouw dan wel slechts voor boschbouw.
In vroegere jaren werden quantitatieve ontledingen van den bodem in zijn geheel gemaakt, totdat men de overtuiging verkreeg, dat dan voor verscheidene bestanddeelen , als kalk, kali, phosphorzuur, enz. te hooge cijfers werden aangegeven. In werkelijkheid toch was er niet zoovéél voor de plant beschikbaar, een gedeelte slechts was „assimileerbaar".
Men analyseerde daarna gedurende verscheidene jaren slechts een uittreksel van den bodem met slap zoutzuur, azijnzuur of ammoniumcitraat om daardoor zooveel mogelijk het al- en het niet-assimileerbare van elkander te scheiden.
In de allerlaatste jaren heeft men echter ingezien, dat hiermede te ver is gegaan en dat bepaalde planten onder zekere omstandigheden zich ook het voor niet-assimileerbaar gehouden gedeelte kunnen ten nutte maken.