geen verband gevonden tusschen de gewassen en de geaardheid van den bodem, doch wel tusschen de afmetingen der granen en de dikte der bouwaarde. Onmiddellijk maakte echter zijn medelid Malaise (oud-hoogleeraar in de geologie aan het „Institut agricole" te Gembloux) de tegenwerping, dat hij op een vrij homogeen terrein had gewerkt en dat het ook wel de moeite waard geweest zoude zijn nauwkeurig na te gaan of overal in het bedoelde gebied dezelfde variëteiten van granen worden verbouwd en ook welke verbeteringen de bodem ondergaan heeft.
Ook de heer Carnot stelt de eisch, dat op de kaart de dikte der bouwaarde worde aangegeven.
Wat den ondergrond (sous-sol) betreft is hare kennis om verschillende redenen wenschelijk. Zoo kan bijv. zand onder eene matig dikke veenlaag omhoog gebracht worden, waardoor de bodem meer waard en het noodlottige opvriezen voorkomen wordt.
Komt in den ondergrond zandoer of ijzer oer voor, die den bodem afwisselend moerassig maken of doen verschroeien, dan is met de kennis daarvan het middel ter verbetering gevonden, hetzij omhoog brengen, hetzij doorstooten bij grootere diepte.
In de vierde zitting der belgische commissie, op 5 December 1890, werd medegedeeld, dat in de Kempen de grond, waar het zandoer op geringe diepte zit en dus omgegraven kan worden, de tienvoudige waarde heeft van dien, waar het op 2 M. of dieper zit. In het laatste geval is het phosphorzuur uit den bovengrond verloren, in het eerste geval wordt het opgehouden en kan het vivianiet vormen, dat voor de planten eene zeer kostbare stof is.. Gewoonlijk ontstaat het tusschen de grenzen der grondwaterschommelingen, vooral die der hoogste standen.
Omtrent den scheikundigen invloed van den ondergrond moge nog het volgende dienen.
Bij Salzinne, waar de bovengrond zeer dun is, heeft men door proeven gevonden, dat eene bemesting met kalkphosphaat alleen eenen veel beteren aardappeloogst geeft dan eene volledige stalbemesting. Eene daarna gemaakte analyse van den ondergrond gaf van dit feit de natuurlijke verklaring en had reeds vroeger den verkregen uitslag kunnen voorspellen.
De aanwezigheid van veen in den ondergrond kan tegemoet komen aan het gebrek aan stikstof in het zand van den bovengrond.
Het zand van het „Système Bruxellien", dat geene kali bevat, rust soms op glimmerhoudende klei van het „Système Yprésien", aan welke de planten kali kunnen ontleenen.