de eigenschappen der klei. Omtrent het eerste deelt de heer Stainier, „Professeur de Geologie ;1 1'Institut agricole de Gembloux", in het „Bulletin de 1'Agriculture" van 1893, in een opstel „De la Présence du Sel marin dans quelques Types de Limon", eenige belangrijke gegevens mede. Toevallig werd ontdekt, dat de klei in eenen hollen weg 1,2 °/0 Na Cl bevatte en daarom met graagte door duiven opgepikt werd. De bovenlaag was wel door het regenwater langzamerhand daarvan bevrijd, doch dit kon niet dieper doordringen, evenmin als de plantenwortels. De oorzaak daarvan is, dat keukenzout en andere zouten op klei eene coaguleerende (stollende) werking hebben.- De deeltjes ballen en pakken daardoor sterker samen, wat ook de oorzaak is, dat klei in zeewater ongeveer 15 maal sneller bezinkt dan in zoet water.

Aan bovengenoemden hollen weg was ook duidelijk het lossere, afgebrokkelde uitgeloogde en begroeide bovendeel te onderscheiden van het steilere, vastere en geheel kale benedendeel.

Ook in den amerikaanschen staat Nebraska zijn overeenkomstige waarnemingen gedaan met den zeer ongunstigen invloed op den plantengroei van een keukenzoutgehalte, dat tot 2% kan bedragen. Het dient dus wel van alle bijzonder vaste of onvruchtbare gelaagde kleisoorten te worden nagegaan of niet eene overeenkomstige oorzaak kan opgespoord worden.

Schaal.

Uit het voorafgaande blijkt dus dat de zuiver geologische kaart slechts chemische en physische waarschijnlijkheden geeft, zoodat opzettelijke analyses in beide richtingen bepaald noodzakelijk zijn. Ten deele kan aan het onvoldoende reeds tegemoet worden gekomen door het aangeven van vele bijzonderheden op de kaart, dus door de uitgave op eene groote schaal.

Over dit punt is ook zeer veel van gedachten gewisseld. Boven deelden wij reeds mede, dat Dokoutchaïeff zelf eene schaal van 1 : 46 000 ontoereikend vond. De commissie, bovengenoemd, was eenstemmig in het besluit, dat van eene grootere schaal dan 1 : 20000 geen sprake kon zijn. (Hier was namelijk te kiezen tusschen de schalen van 1 : 20 000 en 1 : 40 000).

Ook Carnot (zie boven) verwerpt voor Frankrijk onvoorwaardelijk de schaal van 1 : 80 000. Die van 1 : 40 000 zoude in sommige gevallen kunnen dienen, vooral omdat daarmede reeds hoogtelijnen gepaard gaan (wat met onze stafkaart op de schaal van 1 : 50 000 niet het geval is).