doende gegevens hebben en anderen zich kunnen doén voorlichten.
In Frankrijk, België, Pruisen, enz. wordt, nagenoeg zonder uitzondering, erkend, dat eene uitvoerige geologische kaart een eerste vereischte is voor de vervaardiging eener bruikbare agronomische kaart. In Rusland is men van eene andere meening, in de eerste plaats voorgestaan door Prof. Dokoutchaïeff, die voor het gouvernement Nischny-Nowgorod eene agronomische of „pedologische" kaart heeft vervaardigd. Hier zijn evenwel de toestanden geheel anders dan in de west-europeesche landen. Uitvoerige geologische kaarten ontbreken geheel en het doel, dat in de allereerste plaats verwezenlijkt moest worden, was eene meer rechtvaardige verdeeling der grondbelasting. Van daar, dat men, buiten de geologie om „pedologische kaarten heeft vervaardigd, op welke door verschillende kleuren de waarden der gronden voor den fiscus wordt aangegeven.
Hiertoe werd van twee punten uitgegaan: 1° de geheel natuurlijke vruchtbaarheid, afhankelijk van den geologischen oorsprong en van de chemische, physische en mechanische eigenschappen van den bodem; 2° de inlichtingen door de bewoners verstrekt omtrent de waarde en de opbrengst der landerijen.
Tot het beoordeelen van eerstgenoemde eigenschap hebben nevens agronomen en geologen ook botanici en meteorologen aan de kaart medegewerkt. Deze kwam tot stand op eene schaal van 1:46 000, die door Dokoutchaïeff zelf te klein werd geacht, later denkt men eene op 1:15 000 te vervaardigen.
. De scheikundige ontleding van den bodem werd in hoofdzaak als in België gedaan, vooreerst door uittrekken met slap zoutzuur en daarna door ontleding van het onoplosbare gedeelte met fluorwaterstofzuur.
Het kleigehalte der fijnaarde werd door ontleding met zwavelzuur vastgesteld.
De stikstof werd in haar geheel bepaald, onafhankelijk van den vorm (als salpeterzure-, ammoniak- of organische verbindingen), wat wel eenigszins te betreuren is.
Verder werden nog vastgesteld de absorptie-cöefficiönten voor de ver- . schillende plantenvoedingsstoifen.
De moeielijkheid was nu al deze verschillende cijfers tot één goed geheel te vereenigen, dat de natuurlijke vruchtbaarheid voorstelt, en het is niet te ontkennen, dat daarbij op zeer willekeurige wijze werd te werk gegaan.
Zoo werd voor elke onderzochte grondsoort een chemische coëfficiënt verkregen door de som te nemen van het gehalte aan K, Na, Ca, Mg,