als in Pruisen, is alleen wat eenvoudiger ingericht, vooral wat het scheikundige gedeelte betreft.

Bij het mechanische wordt er o. a. naar gestreefd een doorloopend verschil in samenstelling op te speen tusschen de keileemen der beide grondmoraines, door van elke vindplaats een statistiekje op te maken van het aantal kleine keien uit de archaeïsche vorming (graniet, gneiss, enz.), uit de silurische (kalksteenen), uit de krijtvorming (vuursteenen, enz.).

Uit het voorafgaande blijkt dus, dat voor de toekomstige kaarteering in Nederland meer aan het in Pruisen dan aan het in Denemarken waargenomene zal kunnen ontleend worden. Toch was de reis naar laatstgenoemd land zeer leerrijk, ook om de kleinere zaken van praktisch belang. Daartoe behooren de inrichting der boren, die eene losse of zelfs verplaatsbare kruk en eene vierkante doorsnede hebben, zoodat zij bij het uithalen uit den bodem minder wrijving ontmoeten dan ronde boorstangen, verder eenige zaken van minder belang.

III. De voorgenomen agronoinische Kaarteering in België.

Inleiding. — Agronomisch-geologische en pedologische Kaarten, met Taxatie-Cijfers in Rusland. — Het Onvoldoende der uitsluitend geologische

Kaart. Schaal. — Diepte, tot welke het Onderzoek Toegang heeft.

Het scheikundige Onderzoek van den Bodem. — Een groot Aantal Bijzonderheden wenschelijk op de Kaart. — Grondwater.

Inleiding.

Op geologisch gebied is België steeds eene der eerste natiën geweest; reeds in 1852 verscheen de groote geologische kaart van AndréDumont, op de schaal van 1 : 160000 en wel in twee uitgaven. De eene vertoonde de bedekking met Diluvium, die op de andere was weggedacht. Zij werd 111 1850 voorafgegaan door een overzichtskaartje op de schaal van 1:800 000.

Eerst in 1878 werd aangevangen met eene meer uitvoerige opneming en uitgave op de schaal x : 20000, bij welke de bovengrond in hoofdzaak , de ondergrond (dus het meer theoretisch geologische gedeelte) eerst in de tweede plaats behartigd werd.

Dit werk werd evenwel in 1885 gestaakt en het duurde tot 1890, voordat de nieuwe kaarteering in het werk trad.

Hiervoor heeft de opneming nog plaats op dezelfde schaal, de uitgave slechts op de halve (1:40000), zoodat, evenals in Denemarken, de minuutbladen niet meer de nauwkeurigheid van vroeger bezitten.

Tegelijkertijd werd door het gouvernement eene commissie benoemd