de omstandigheden en dus aan het oordeel van den opnemenden geoloog over te laten. O. i. kan het antwoord op die vraag moeielijk anders dan bevestigend luiden. In vergelijking met Pruisen wordt ook een waarborg voor meerdere nauwkeurigheid gemist, daar de wegen niet geologisch gekleurd worden naar het terrein, dat zij doorloopen (verg. blz. 232). Al is deze factor van geringere waarde dan de door de boringen verkregene, toch scheen zij ons beiden volstrekt niet zonder gewicht toe.

Eene tweede bron van geringere nauwkeurigheid is daarin gelegen, dat de grens tusschen twee vormijigen verondersteld wordt te liggen halverwege de twee boorpunten, waar beiden aan het licht komen. Het ligt voor de hand, dat dit geheel willekeurig is en dat die grens door een paar geïnterpoleerde boringen nauwkeuriger bepaald zoude moeten worden.

Kwestie der Schaal, Hoogtelijnen.

Deze willekeurigheid is echter eenigszins te vergeven, als men bedenkt, dat de opneming plaats heeft met kaarten op de schaal 1 : 20 000, de uitgave echter op 1 : 100000. Daaruit volgt, dat elke fout 5 malen wordt verkleind, dus veel moeielijker valt te ontdekken, en het ligt in de menschelijke natuur daarmede rekening te houden.

Natuurlijk zijn nu de uitgegeven bladen wel nauwkeuriger dan wanneer ook de opneming plaats had op de schaal 1 : 100000, doch omgekeerd zijn de minuten veel minder waard dan wanneer zij op de schaal 1:20000 warén uitgegeven. En allicht moeten deze toch later nog geraadpleegd worden; met het oog daarop worden zij alle bewaard.

Voor onze toekomstige kaarteering kunnen wij er de leering uit trekken , dat tegen eene zoo sterke (vijfmalige) verkleining zeer moet gewaarschuwd worden. Eene opneming op grootere schaal dan de uitgave heeft voor den kaarteerenden geoloog veel voor, omdat hij op het veld, met potlood nooit zoo nauwkeurig letters en cijfers kan zetten als de graveur in zijne werkplaats. Mocht dus besloten worden onze kaart uit te geven op de schaal 1 : 50 000, dan behoort de opneming toch plaats te hebben op die van r 125 000, waarvan de kleine schetsbladen met lichten druk ook zeer gemakkelijk in het gebruik zijn.

In den eersten tijd was de verkleining bij de uitgave in Denemarken ook niet zóó sterk als tegenwoordig (4 tegen 5), wat reeds eenig voordeel opleverde. Daarbij was de kaart 1 : 80 000 zeer fraai en fijn bewerkt, zooals slechts bij kopergravure mogelijk is, en topografisch zeer gedetailleerd. Uit zuinigheid werd hiervoor eene veel eenvoudigere kaart, 1:100 000,