titel „sous-chef". Onder dezen zullen werkzaam zijn, behalve teekenaars, cartografen en verder-ondergeschikt personeel, 3 actief dienende, door den Minister van Marine aan te wijzen zee-officieren. Het archief en de 130 lithografische steenen zijn gelukkig onbeschadigd van Batavia naar Den Haag overgebracht, en sedert October 1894 was het vastgestelde personeel voltallig.
Wanneer wij hier ten slotte nu nog even wijzen op de kaarten, van de opgenomen terreinen verschenen: op den nieuwen catalogus van die zeekaarten en van de zeegidsen; op de „Hydrographische Mededeehngen" en de „Berichten aan Zeevaarders", welke, evenals een afzonderlijke Gids voor het bevaren der vaarwaters van Atjeh" door dit Bureau zijn gepubliceerd, dan blijkt, hoe de Hydrographische Dienst niet bij den
Topographischen achterstaat.
De Dienst van het Mijnwezen, in samenwerking met onze hoogleeraren in geologie te Leiden, Utrecht en Amsterdam, zette het onderzoek voort van de gesteenten, uit de Toba-landen, de Molukken, Zuid-Celebes, West- en Oost-Borneo en Timor medegebracht; onderzocht ook het voorkomen van diamant in Landak, van bismuth op het schiereiland Samosir in het Tobameer, gaf bericht van de uitbarstingen van den Galoengoeng in de Preanger en deed zijn geologische verkenningstochten te Gorontalo, Sambas, Landak en in het moeilijk toegankelijke gebied der Songkong-Dajaks aan den Boven-Sikajam. Dr. Dubois voltooide zijne belangwekkende onderzoekingen naar fossielen op Java met een vondst van den schedel en de beenderen, behoorende tot het soqrt elephas, als vroeger in Kendeng werd aangetroffen. Een en ander werd ontdekt bij den aanleg der irrigatie-werken in de Solo-vallei *). Doch dit alles staat in belangrijkheid verre achter bij het feit der voltooiing van de geologische kaart van Java door de verdienstelijke mijningenieurs Dr. Verbeek en Fennema. Het was mij vergund eenige bladen, detailbladen, teekeningen en profielen van dat prachtige en degelijke werk, alsmede de daarbij behoorende beschrijving, te zien en in te zien. Dr. Verbeek had de welwillendheid mondeling de noodige inlichtingen daaraan toe te voegen en een nota daarover samen te stellen. Ook zal hij in ernstige overweging nemen voor deze vereeniging over opneming, kaart en tekst op een vergadering van ons genootschap het een en ander in het midden te brengen. Wij hopen zeer dat onze vereeniging dit voorrecht zal geschonken worden. Intusschen laten wij hier de nota, zooals deze door den
1) Op Prof. Martin s Redevoering: «Uit het jongste geologische verleden der Ned. Koloniën in Oost en West" (Leiden 1896) komen wij nog nader terug.