Ook aan de vraag, of er in historische tijden veranderingen van klimaat hebben plaats gehad (behalve de door Brückner aangetoonde schommelingen), wijdt Supan enkele woorden, maar wij kunnen volstaan met daaromtrent te verwijzen naar vroegere mededeelingen in het tijdschrift'). Van groot belang is de vraag, in hoeverre het woud invloed heeft op het klimaat? Maar ook daarover is het laatste woord nog niet gezegd en, vooral wat den regenval betreft, is het twijfelachtig of die invloed groote beteekenis heeft; want vooreerst is het altijd zeer moeielijk uit te maken of er, in een bepaald geval, niet andere factoren werkzaam zijn, en ten andere is men er door de „forstlich"-meteorologische waarnemingen in Duitschland, Oostenrijk en Zweden, volgens Ebermayer2), niet in geslaagd zulk een invloed aan te toonen.
Wenden wij ons thans tot een ander hoofdstuk, nl. dat betreffende de oppervlakte van het land, uit een geographisch oogpunt zeker een der belangrijkste, en dat eigenlijk uit twee gedeelten bestaat: de krachten die op de vaste aardkorst inwerken, zoowel inwendig (endogeen) als uitwendig (exogeen), en de eigenlijke morphologie, de kennis en de beschrijving van de'vormen der oppervlakte.
Over de niveau-veranderingen kunnen wij kort zijn, aangezien dat onderwerp — hoe belangrijk ook op zich zelf — toch slechts zeer in de verte met de geographie in verband staat. Wij kunnen, onder verwijzing overigens naar Supan's uiteenzettingen, volstaan met te doen opmerken dat in het vraagstuk der niveau-veranderingen nog veel duisters is. De onderzoekingen der laatste jaren van geologen en meteorologen hebben, wat Scandinavië betreft, meer en meer geleid tot de overtuiging dat die veranderingen het gevolg zijn van eene opheffing des lands, nl. in het laatste gedeelte van het ijstijdperk, waarna, volgens Blytt, weder eene daling en daarna weder eene opheffing volgde 3). In den tegenwoordigen tijd
1) Jaarg. 1891, Dl. VIII, p. 115.
2) Meteorol. Zeitschr. 1895, gecit. door Supan.
3) Tot een dergelijk resultaat, met betrekking tot Noord-Amerika, is ook Von Drygalski gekomen, zie p. 63, Dl. VIII, 1891. Eenige bladzijden vroeger zijn ook eenige mededeelingen gedaan over de onderzoekingen aan de kusten van Scandinavië. Het is vooral door De Geer's constructie van zoogenaamde isobasen (lijnen van gelijke vervorming) gebleken, dat de strandlijn uit den laat-glacialen tijd naar het binnenland toe hooger wordt, maar onafhankelijk van de tegenwoordige isohypsen, zoodat het land sinds dien tijd blijkbaar eene verandering of vervorming heeft ondergaan , die in verband staat met de opheffing.