scher ') die dus aan het gebergte zijn ontstaan te danken heeft, maar zelf met het land ijs overeenkomt.
Men zou aan het bovenstaande nog kunnen toevoegen dat ook elders zeer eigenaardige gletschers, of overblijfselen daarvan, voorkomen, mede uit het ijstijdperk afkomstig en die veel overeenkomst hebben met die aan de kust van Alaska, nl. op de Nieuw-Siberische eilanden. Von Toll beschrijft ze als „fossiele" of „doode" gletschers en voegt er bij dat deze geheel overeenkomen met die welke in 1880 door Dall aan de Yakutatbaai, door Steenstrup in West-Groenland, door Seton-Karr en Topham aan den voet van den Mount St. Elias zijn aangetroffen 2).
Wat de gletscher-theorie en de geographische verbreiding der gletschers aangaat, stip ik nog slechts aan dat men het tegenwoordig nagenoeg algemeen eens is over den aard der voortbeweging, als een gevolg van de zwaartekracht, terwijl het gletscher-ijs, volgens Heim, beschouwd moet worden als eene dik vloeibare massa, die langzaam vooruitschuift en, ingeval zij afbreekt, door herbevriezing (régélation) telkens opnieuw tot eene massa vereenigd wordt. En wat de verbreiding betreft, gletschers komen in alle luchtstreken voor, wel is waar het meest in de pool-gebieden, maar ook tusschen de keerkringen, zoodat H. Meyer zelfs op den Kibo, den 6000 m. hoogen westelijken top van den Kilimandsjaro (3°Z. Br.), berg- en firn-sneeuw vond en langs de hellingen kleine gletschertongen. Ook in den Kaukasus komen, volgens Freshfield, vooral in het centrale gedeelte, groote gletschers voor, zoodat dit gebergte, welks rijkdom aan gletschers tot voor korten tijd onderschat werd, wellicht in dat opzicht met de Alpen kon wedijveren. Verder zijn er in het Karakorum-gebergte groote ijsstroomen, zoowel in de dwars- als in de lengtedalen, waar zij soms over lage waterscheidingen voortschuiven, zooals door Coriway in 1892 is aangetoond. De 60 km. lange Hispar-gletscher gaat over den pas van dien naam (5380 m.), zonder af te breken, over in den naar de andere zijde afvloeienden Biafo-gletscher, die 51 km. lengte
1) Vgl. het schetskaartje op p. 939 van jaargang 1894, Dl. XI. De opnemingen in het gebied van den Mount St. Elias zijn steeds in ons tijdschrift vermeld geworden, ook die van Russell G'aarg. 1891, Dl. VIII, p. 752 en 1892, Dl. IX, p. 990) en Seton-Karr, die reeds in 1886, met Schwatka, een tocht naar den M. St. Elias heeft gedaan en toen de gletschers langs de Yakutat- en Icy-haaien onderzocht, waarbij hun de eigenaardige gesteldheid danrvan in het oog was gevallen (zie p. 426 van Dl. IV, 1887 en Proc. May 1887).
2) Verhandl. des neunten deutschen Geographentages p. 53 vlg. Tijdschr. Aardr. Gen. 1892, Dl. IX, p. 87.