mingen, als gevolg van luchtdruk-verschillen, op het bekende voorbeeld van de vlam der kaars, die in de deur-opening eener verwarmde kamer, naar verschillende kanten waait, naar gelang van de hoogte waarop men ze houdt. Vrage: moet men hier eveneens denken aan luchtdruk-verschillen, in den zin van die welke in den dampkring worden aangetoond? Slechts in één punt, zegt hij verder, komt die proef niet overeen met de toestanden op de aarde zelve, want de aequatoriale hitte en de koude der polen grenzen niet onmiddellijk aan elkander. Dat schijnt ons echter nogal een belangrijk punt, en reeds Woëikof heeft gewezen op het gebrekkige der vergelijking, daar de verschillen in temperatuur — voor het passaat-gebied — te gering zijn en over te groote uitgestrektheden van elkander liggen om ze in hunne uitwerking naar den maatstaf van de luchtbeweging in eene kamer, waar de kachel wordt gestookt, te kunnen beoordeelen "). Schneider wijst er bovendien op dat wanneer men een blok ijs in eene warme kamer brengt, de koude lucht van daar zal afstroomen, eene luchtbeweging dus die met luchtdruk-verschillen niets te maken heeft en die evenzeer primair is als de toestrooming van koude lucht naar een verwarmd gebied.

In de inzichten omtrent den aard en den oorsprong der atmospherische bewegingen begint blijkbaar verandering te komen en de voorspelling schijnt niet al te gewaagd, dat men de cyclonen en de anti-cyclonen ten slotte algemeen zal gaan beschouwen als de uitvloeisels der groote primaire stroomingen in den dampkring.

Uit een geographisch oogpunt zijn deze onderwerpen niet zóó belangrijk als de eigenlijke beschrijving der klimaten van de landen en werelddeelen; het kan ons, tot zekere hoogte, onverschillig zijn te weten hoe de cyclonen ontstaan, waarom de kleur des hemels blauw is 2) enz., maar het is ongetwijfeld van het hoogste gewicht, te kunnen zeggen hoe het klimaat van eene gegevene landstreek is. Daarom verdienen vooral de volgende hoofdstukken betreffende den dampkring onze belangstelling, nl. dat over de temperatuur (waarover reeds het een en ander ge-

1) Woëikof, Klimate der Erde, 1887, p. 1.

2) Een vraagstuk dat meer omvang heeft en meer moeielijkheden oplevert dan men uit de weinige woorden, die Supan er over zegt (p. 121), zou afleiden. Het is dan ook eigenlijk eene zuiver physisehe quaestie, die best geheel onbesproken had kunnen blijven. Wat de cyclonen en de anti-cyclonen betreft komt het ons voor dat de schrijver wel een enkel woord had mogen zeggen over hetgeen door Mohn wordt medegedeeld betreffende de anti-cyclone boven Groenland. Vgl. Erg. H. 105 zu Pet. Mitt., p. 30, 44 en 52.