verwoestende tornado's van Noord-Amerika, ook thans nog tamelijk algemeen wordt vastgehouden. Overigens gaat in de gematigde streken, volgens hem, de eerste storing in den evenwichtstoestand uit van de anti-cyclone, welke zich ontwikkelt daar waar een arm der algemeene naar de pool gerichte luchtstrooming naar den bodem daalt en daardoor in de buurt eene vermindering van den luchtdruk doet ontstaan.

Heel duidelijk schijnt dat alles niet en men zou geneigd zijn, uit Prof. Supan's eenigszins neutrale wijze van voorstelling af te leiden dat hij zelf begint te twijfelen aan de juistheid der oudere convectie-theorie „die auch heute noch viele Anh&nger zithlt" en waaraan, voor de tropische cyclonen, enz. „noch ziemlich allgemein wird festgehalten".

Leest men dan weer op de volgende bladzijde dat de cyclonen, op zeldzame uitzonderingen na, zich steeds bewegen in den zin der algemeene luchtcirculatie, dat zij zijn „Wirbel, die von den groszen Ost- und Westströmen weiter getragen werden", en verder bij Brtlckner ' j dat Hann het ontstaan der cyclonen verplaatst van den bodem, waar men het vroeger aannam, naar de algemeene atmospherische circulatie, dat dus de beweging van de hoogere luchtlagen overgebracht wordt naar de lagere, dan wordt men sterk herinnerd aan E. Schneider's theorie2), volgens welke er twee primaire stroomingen zijn, die, wanneer zij op elkander stooten , de cyclone doen ontstaan. Die primaire stroomingen zijn, volgens Schneider, niet uitsluitend het gevolg van de beweging der lucht in de richting van de polen of van den evenaar, maar ook van de betrekkelijke ligging en de ongelijke verwarming der landen en zeeën, zoodat hij ook Oost- en West-stroomen als primaire aanneemt. Bij Supan blijkt het niet duidelijk waar de Oost- en West-stroomen (p. 97) vandaan komen, hoewel men, in verband met het voorafgaande, kan aannemen dat zij, volgens hem, door de aswenteling afgeleide pool- en aequatoriale stroomingen zijn. Maar er blijven op dit gebied toch nog twijfelachtige punten genoeg over: moet men met Brtlckner (en anderen) aannemen dat de beweging der afzonderlijke luchtdeeltjes in de cyclone opstijgend is? Goed, maar op de volgende bladzijde1) lezen wij dat Stlring uit de waarnemingen op den Eiffeltoren afleidt, dat er aan den voorkant der depressie eene dalende beweging der lucht is (waarop ook Schneider de aandacht heeft gevestigd) en dat Hann het daarmede eens is. Verder: Prof. Supan beroept zich, ter verklaring van het ontstaan der luchtstroo-

1) Geogr. Jahrb. 334 en 335.

2) Vgl. het referaat van zijn werk op p. 454 van den vorigen jaargang.