Behoudens de vele belangrijke inlichtingen, die omtrent de eigenlijke agronomisch-geologische kaarteering werden verkregen en waaromtrent wij later mededeelingen hoopen te doen, werd dus menige blik geslagen in het zoozeer samengestelde noordduitsche Diluvium. Aan de eene zijde is dit ingewikkelder dan het nederlandsche, omdat men met twee keileemen, de afzettingen van twee Landijsuitbreidingen te doen heeft, aan de andere zijde is het weder eenvoudiger, omdat de uit het zuiden komende rivieren er eene veel minder belangrijke rol gespeeld hebben dan bij ons de Rijn en ook de Maas. Naar welke zijde ten slotte de schaal zal overslaan kan eerst blijken als de kaarteering eenige jaren aan den gang is.
Utrecht, Maart 1896.