van dergelijke kaarten heb gezien, veel moeite. De kaart der zeestroomingen (LX), met zijne gedeeltelijk op het hoofd staande bijschriften, is zacht uitgedrukt, niet fraai. De teekening van de omtrekken der landen is te globaal en daardoor onjuist; de voorstelling der stroomingen is hier en daar onjuist, over het geheel niet zeer duidelijk en weinig smaakvol.
De tweede der bovengenoemde atlassen onderscheidt zich van den eersten al dadelijk door eene, over het geheel, meer smaakvolle en juiste en minder onduidelijke teekening, hetgeen evenwel niet zeggen wil dat ik mij met de grof geteekende kustlijnen en de zwarte strepen in de gebergten zou kunnen vereenigen (zie o. a. kaart XXII en XXVI). Over het geheel zijn de kaarten — daargelaten de vraag of zij voldoende nauwkeurig en juist zijn — veel duidelijker doordat zij minder overladen zijn. De talrijke, meerendeels goed geslaagde, afbeeldingen geven ongetwijfeld aan den atlas zijne eigenaardige beteekenis en zullen bij het onderwijs zeer zeker van veel nut kunnen zijn, vooral wanneer de onderwijzer wat kennis en belezenheid op aardrijkskundig gebied heeft om de vele vragen behoorlijk te kunnen beantwoorden, welke de leerlingen hem ongetwijfeld, naar aanleiding der afbeeldingen, zullen doen.
Het werkje van Bruins is reeds zoo lang in de schoolwereld bekend, dat het eenigszins «mosterd na den maaltijd'1 schijnt er thans nog eene recensie van te geven. Bruins geeft in zijne school-uitgaven blijken van zeer uitgebreide kennis op velerlei gebied en van duidelijkheid en beknoptheid in de wijze van voorstelling. Hij heeft echter „les défauts de ses vertus"; want diezelfde eigenschappen brengen hem er dikwijls toe, zelfs in de kleinste schoolboekjes eene ontzagwekkende hoeveelheid bijzonderheden mede te deelen (die dan in zeer kleinen druk worden gegeven), welke alleszins geschikt zijn om leerlingen met een middelmatig of slecht geheugen schrik aan te jagen; het feit dat de met kleine en allerkleinste letter gedrukte gedeelten, bij wijze van contentrische leerkringen, voor het laatst worden bewaard (tweede en derde leerkring) dient, in mijneoogen, maar weinig om zich er mede te verzoenen. De 13 drukken, welke het hier opgegeven werkje thans reeds beleefd heeft, bewijzen intusschen de waarheid van het bekende: variis modis bene fit. Op zeer vele scholen wordt het blijkbaar met goed gevolg gebruikt.
Wat eindelijk Aitton's werk betreft, dit is reeds vroeger in ons tijdschrift besproken (jaarg. 1886, V. en M., bl. 430 vlg.), zoodat er over den thans verschenen derden druk niet veel meer is te zeggen, dan dat hij — zooals de schrijver het uitdrukt — is »verfrischt" door het inlasschen van eenige nieuwe schetsen, terwijl ook aan het werkje eenige illustraties zijn toegevoegd.
Timmerman.
De fotografie als hulpmiddel voor architectuur en terreinopnemingen, door C. J. Colpa. Met 2 platen. Overgedrukt uit het tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde. Jrg. IX, Afl. 3, 4 en 5. 8°, 150 pp. Utrecht, J. van Druten, 1893.
De schrijver zond ons een overdruk dezer verhandeling, waarvan wij met ge-