en hunne oogen bederven. Er zijn echter ook wel duidelijke en goed uitgevoerde kaarten, o. a. Frankrijk (XXXVIII), Groot Britannië (XL) en Duitsehland (XLIVj, waar evenwel het kartonnetje met de Thüringsche staten menig kind een *mauvais quart d heure" zal kunnen bezorgen. Over het geheel willen onze schrijvers en vervaardigers van schoolwerkjes en atlassen te veel geven; zij zijn bang dat er eene enkele bijzonderheid zal ontbreken. En toch, hoeveel laten zij somtijds weg, dat voor het juist begrip der hoofdzaken van overwegend belang is. Waarom bijv. werd niet, in plaats der waarlijk niet fraai gekleurde hoogte-kaart van Nederland, waarop de hoogte-verschillen tot in alle détails zijn voorgesteld, eene eenvoudige kaart gegeven, op welke vooral het verschil ware uitgekomen tusschen het lagere polderland en de hoogere gronden in het zuiden en oosten ? Met twee of drie kleurschakeeringen zou men een veel duidelijker en, voor de behoeften der lagere school, veel bevattelijker beeld hebben kunnen geven van de hoogte-verschillen van onzen bodem. Nu krijgen de kinderen bonte prenten voor de oogen, waarvan zij geen blijvende indrukken kunnen behouden. Datzelfde geldt o. a. van de veel te gederailleerde bevolkingskaart. Zoo hadden wij ook veel liever, in plaats der elf kleine provincie-kaartjes, eenige grootere gedeelten van ons land afgebeeld gezien, liefst zoodanig dat het uit een natuurkundig oogpunt bijeenbehoorende zoo min mogelijk ware gescheiden en dan met duidelijke aanwijzing der hoofdzaken, bijv. van de voornaamste water- en landwegen (alle spoorwegen te teekenen is volstrekt niet noodig). De samenstelling van een atlas, ook voor schoolgebruik — zelfs niet het minst daarvoor — schijnt mij een zeer moeilijk werk, waarvan het plan vooraf tot in alle bijzonderheden dient te zijn overwogen en waaromtrent de vervaardiger rekenschap dient af te het voorbericht. Niet alleen uit een methodisch oogpunt schijnt dat eerste noodig, maar ook uit een technisch. De teekening is op vele kaarten van den hier besproken atlas gebrekkig, o. a. op kaart n°. XXXIV, waar de kust-omtrekken onnauwkeurig zijn weergegeven; datzelfde geldt, onder anderen, van de grillig geteekende kustlijnen van Arabië en het Afrikaansche gedeelte der Roode Zee op kaart LI. En zoo zijn er tallooze onnauwkeurigheden, o. a. in de teekening van den Niger, het. (niet bestaande) Kong-gebergte, het Niassa-meer, Madagaskar (alle op kaart Lil), het Keizerskanaal (kaart XXXV), dat geheel ten Z. van de Ebro loopt, enz. — De wind- en regenkaart (LIX) schijnt mij — indien ik tracht mij in gedachten terug te verplaatsen naar den tijd toen ik op de schoolbanken zat — hoogst onduidelijk en verwarrend. Zelfs onder de uitmuntende leiding van een zeer ervaren onderwijzer zullen de meeste leerlingen eener klasse van de lagere school, naar mijne bescheiden meening, veel moeite hebben om er uit wijs te worden. Er staat met het oog op het doel waarmede die haart werd vervaardigd — veel te veel op. Mijne jarenlange ondervinding als docent aan een gymnasium, in welks laagste klassen jongens van 12 of 13 jaar zitten, heeft mij geleerd dat het duidelijkste en eenvoudigste, wat men kan geven, nog altijd niet duidelijk en eenvoudig genoeg is. Op de bedoelde kaart zullen de leerlingen — om ée'n voorbeeld te noemen — lezen dat er eene regenarme woestijn ligt ten W. der Westkust van Zuid-Amerika, d. i. in zee. De omtrekken der werelddeelen zullen zij zeer moeielijk kunnen onderscheiden; ronduit gezegd kost het mij, die meer