het congres van 1891 werden door de vierde sectie de heeren Molengraaff, Lorié en Van Cappelle tot een commissie benoemd tot behandeling van de belangrijke quaestie eener goede en uniforme Nederlandsche geologische nomenclatuur, door Prof. Van Calker reeds op het eerste congres, toen op nieuw door Prof. Molengraaff ter sprake gebracht. Deze commissie werd uitgenoodigd „om een concept-naamlijst op te maken; om zich in contact te stellen met Nederlandsche geologen en om op het volgend congres dat concept ter behandeling gereed te hebben."

Hoewel alle drie genoemde heeren op het laatste congres aanwezig waren, schijnt door hen aan deze opdracht niet voldaan te zijn; althans de Handelingen maken er met geen enkel woord melding van. Daar de zaak ons van groot belang schijnt, meenen wij hierop te moeten wijzen , in het vertrouwen, dat volledige opheldering niet zal uitblijven en zal doen blijken, dat hier slechts van een uitstel sprake is, dat door een toevallig verzuim niet is vermeld. Dit is te meer wenschelijk, daar omtrent dergelijke practische punten — met de gunstige uitzondering der genoemde subsidiën — deze sectie nog weinig aan de verwachtingen van sommigen heeft beantwoord. Het geologisch-geographisch centraalbureau, waarvan Dr. Blink reeds op het eerste congres de wenschelijkheid bepleitte, ontbreekt nog steeds; om van de door den voorzitter van het derde Congres, Prof. van Calker, genoemde pia clesideria — een inrichting van geologisch landsonderzoek; een geologisch genootschap; een geologisch tijdschrift — nog niet te spreken.

Met deze beschouwing is natuurlijk allerminst een verwijt aan de hoofdleiders dezer bijeenkomsten bedoeld; zij wordt slechts neergeschreven in het zuiver belang der zaak zelve. Van evenveel gewicht als de belangrijke reeksen voordrachten zouden ons dergelijke practische resultaten schijnen. Moge de toekomst op dit stuk nog veel schoons — niet te lang — verbergen.

J. F. Niermeyer.

Geographisches Jahrbuch. Begründet 1866 durch E. Behm. XVI Band 1893. Herausgeg. von Hermann Wagner. Gotha, Perthes 1893.

De redactie van het jaarboek heeft zich genoodzaakt gezien, het beginsel te verlaten van scheiding der overzichten in twee groepen, naarmate van den aard der stof. Wij vinden dus in deel XVI overzichten van verschillenden aard, terwijl de ontbrekende in den volgenden jaargang opgenomen zullen wórden. Wij hebben thans de volgende hoofdstukken: I. Die Fortschritte der Geopliysik, von Dr. H. Hergesell und Dr. E. Rddolph. II. Neue Erfahrungen über den geognos-