vooral botanici gewend; lijsten ter invulling voor een dertig plantensoorten gereedgemaakt, wat hij alles nader uiteenzet. Moge deze moeitevolle arbeid ertoe leiden, dat we inderdaad de klimaatverschillen in ons land, die zoo karakteristiek en toch nog zoo geheel verwaarloosd zijn, beter leeren kennen.

Twee ethnologische voordrachten werden gehouden. Mr. L. Serrurier deed naar onze mee.ning een zeer gelukkige greep, door als onderwerp te kiezen: de anthropologie in dienst der ethnologie, en daardoor het goed recht der ethnologie, „tot voor weinige jaren nog een zuiver literarische wetenschap", op eene plaats in dit natuurkundig congres aan te toonen door haar innig verband met de physische anthropologie. Maar niet alleen de keuze, ook de behandeling van het onderwerp zouden wij zeer gelukkig willen noemen. Hier bleek een ethnoloog aan het woord te zijn, die glashelder weet te schrijven over de grondslagen en de methode zijner wetenschap, wat na het lezen van veel Duitsch geschrijf hierover een ware verademing is. Mr. Serrurier maakte zijn hoorders duidelijk, hoe de ethnologie eerst thans vruchtbaar met de anthropologie kan samenwerken, nu de laatste weer meer en meer haar monogenistisch standpunt verlaat; hoe de ethnoloog wèl doet in de eerste plaats niet de instellingen, maar de tastbare voorwerpen zijner collecties te bestudeeren om vasten grond onder de voeten te krijgen; om ten slotte uiteen te zetten hoe de resultaten der anthropologische en der ethnologische onderzoekingen in het belangrijk gebied van Insulinde elkaar volkomen dekken. Het zou ons te ver voeren de rijke en belangrijke details dezer voordracht nader te bespreken; wij moeten daarvoor naar de Handelingen zelf verwijzen.

De heer C. M. Pleyte Wzn. behandelde het Malayo-Polynesische jaar, met het resultaat, dat „hoewel de Malayo-Polynesiers algemeen bij maanden rekenen en men dus zou verwachten, dat hun jaar een maanjaar is, niettemin door hen bij zonnejaren wordt geteld"; het jaar is nl. meestal m.oesonjaar, slechts waar de moesons niet scherp genoeg te onderscheiden zijn oogstjaar. De wijze van vereffening der maanjaren, die door de indeeling in maanden verkregen worden, met de zonnejaren, door middel van invoeging van een maand om de drie jaren, zoodat alle drie jaren een nieuwe cyclus begint, werd ten slotte besproken.

Op twee punten moeten we ten slotte nog de aandacht vestigen. In de eerste plaats op het belangrijk feit, dat het Congres voor de Borneoexpeditie op voorstel van Prof. Max Weber een som van ƒ1000,— beschikbaar stelde. Ten tweede op een voorloopig negatief resultaat. Op