Ouder zijn de ten Z. der hoogvenen gelegen kleine „vennen", ontstaan in kolken, die gevormd werden toen het Maaswater nog zonder bepaalde bedding over den grint- en zandkegel stroomde, die het zelf had opgebouwd. Op het tijdperk der sedimentatie volgde dat der erosie, vooral nadat de Maas haar wateren in een bed had vereenigd. Bij Maastricht werd een erosiebedrag van 55 M. aangetoond. Dr. L. vond niet minder dan vier rivierterrassen, waaruit bleek, dat de Maas telkens haar bed naar 't O. verplaatste, het tevens dieper leggend. De venen in 't W. van Brabant wijzen wellicht op een dergelijken gang van zaken bij de Schelde.

Prof. Van Calker behandelde eenige punten uit de diluviaalgeologie van Groningen, o. a. het resultaat eener diepe boring in den Hondsrug (62,5 M.): het voorkomen van slechts ééne grondmoraine; verder de talrijkheid van ondersilurische erratica, overeenkomend met het ondersiluur van Esthland en Oesel, thans voor goed door Bonnema aangetoond. In verband daarmee stond het punt, door Dr. Schroeder van der Kolk ter sprake gebracht, de doelmatigste inrichting van een onderzoek onzer zwervelingen, waarbij hij op tellen aandrong; Prof. v. Calker deelde hierbij mee, dat hij volgens opdracht van het vorig Congres circulaires heeft gezonden aan en correspondeert met verschillende glaciaalgeologen om het vraagstuk van de richting der Noord- Kuropeesche ijsstroomen ge-' meenschappelijk te onderzoeken.

Dr. Van Cappelle had in 1892 en '93 in de Verhandelingen der Kon. Akademie van Wetenschappen de Bisschops- en Havelterberg bij Havelte en de Lochemerberg als eindmorainewallen doen kennen. In zijn congresvoordracht — de Nederlandsche eindmorainenreeks van het oudste diluviale landijs — combineerde hij deze detailstudiën door de genoemde heuvels voor te stellen als de uiteinden (voor zoover thans het onderzoek reikt) van een eindmorainereeks, waarvan de tusschenleden bestaan uit de heuvels van Rhebruggen over Ansen tot Ruinen, den Lemelerberg (door Dr, Lorié in 1887 in de Archives-Teyler reeds als eindmoraine beschreven) en de heuvelrij van Hellendoorn tot Markeloo. Deze reeks werd gevormd in een periode van stilstand, die het terugtrekken van het landijs afbrak. Wij wijzen er nog op, dat uit de formuleering van den titel dezer voordracht niet moet worden opgemaakt, dat Dr. Van Cappelle tegenover Prof. van Calker van meening is, dat ook de ifl Duitschland aangetoonde tweede landijsbedekking Nederland bereikte.

Wat de geophysische voordrachten betreft, Prof. Kan was door ongesteldheid verhinderd zijne voordracht over den regenval op Java te hou-