houdende wijze bezighoudt, dan zal men begrijpen dat wij dezen „Gids" aan eiken bezoeker van Batavia enz. gerust durven aanbevelen; maar niet alleen aan dien bezoeker, ook aan hem die hier te lande aan het hoekje van den haard en zonder grootere werken in te zien, toch wel het een en ander omtrent die streken wenscht te vernemen.

Achtte ik mij gerechtigd in den „Ned. Spectator" van i Nov. 1890 en in de „Economist" van Januari 1891, p. 58, over Schulze's „Führer auf Java" een ongunstig oordeel uit te spreken, het is mij aangenaam Buys' „Gids" thans te mogen aanbevelen ').

Eene enkele opmerking moge mij evenwel vergund zijn. Wellicht zal ze den schrijver van nut kunnen zijn wanneer hij, gelijk te verwachten is, over niet te langen tijd tot het bezorgen van een herdruk van zijn „Gids" zal worden geroepen.

Zijn boekje behoeft niet te worden een hand- of leerboek voor landen volkenkunde, doch moet blijven een „Gids voor bezoekers en toeristen , maar toch ook voor hen die zich te Batavia enz. zullen vestigen. Speciaal voor de laatsten zouden wij gaarne eenige uitbreiding aan het werkje zien gegeven, eenige statistische- en literatuur-opgaven daaraan zien toegevoegd, hetzij deze in den tekst werden ingevlochten, of in het „Woord vooraf" of in noten of in een naschrift vermeld.

Eenige statistische en andere opgaven omtrent bevolking enz. zouden uit de Koloniale Verslagen kunnen worden geput. Evenals nu reeds Veth's „Java" wordt vermeld, zou ook naar de Hollander's „Land- en Volkenkunde,' van der Lith's „Ned. Oost-Indië" en meer dergelijke werken kunnen worden verwezen. Wenken zouden kunnen worden gegeven omtrent de door den nieuweling te volgen leefwijze, omtrent de voor hem gemakkelijkste wijze om zich de volstrekt noodige taalkennis te verschaffen. Bij het spreken over Java's heerlijke natuur zou melding kunnen worden gemaakt van de, van zoo groote ingenomenheid daarmede getuigende artikelen, welke de heer Cordes daaraan in „de Ind. Gids" wijdde2).

1) Niet minder doe ik dat een ander, mij onder het corrigeeren der proef van dit stukje in handen gekomen werk: •'Beelden uit Neêrlandsch-Indiëdoor F. J. Van Uildriks. (Haarlem, H. D. Tjeenk Willink, 1893, f 3,40). Het is een rijk geïllustreerd werk, waarin, voorzoover zich na eene eerste vluchtige kennisname laat beoordeelen, op levendige, onderhoudende wijze veel wetenswaardigs over de verschillende gedeelten van N.-Indië wordt medegedeeld.

2) Zijne laatste bijdrage n. f. was van Dec. 1890. Zou hij niets meer van dien aard in portefeuille hebben? De lezers van "de Ind. Gids" zouden stellig gaarne meerdere zulke bijdragen ontvangen.