vischraarkt strekt zoowel tot rendezvous als tot restauratie voor velerlei standen.

Onder de vruchtboomen zijn in de eerste plaats broodbooraen, kokospalmen en bananen te vermelden; de broodvruchtboom gedijt hier echter minder goed dan op vele andere Polynesische eilandengroepen, en zeer opmerkelijk is het dat de vijgenboom, waartoe het klimaat zich bijzonder zou leenen, geheel ontbreekt; voorts moeten genoemd worden de ingevoerde wijn, oranjes, mango's, ananassen, meloenen en de koffieboon!; jammer genoeg dat in dit aardsch paradijsje daarmede ook muskieten en skorpioenen in ruime mate zijn aangebracht. Tegenwoordig leveren de suikerbouw, de rijstteelt, de koffieoogst en de verbouw van allerlei keerkringsvruchten, vooral bananen, met de veeteelt, de hoofdbronnen van welvaart; Chineezen verzorgen de landerijën, Japanners de suikervelden, jaarlijks stroomen er dus vele van die gele heerschappen toe en ze zijn er wegens hun vlijt en gedrag nog zeer welkom ofschoon er reeds 23.000 aanwezig zijn.

Tijdens de ontdekking van Cook bestond de dierenwereld uitsluitend uit honden, varkens, vledermuizen, ratten en verschillende hoendersoorten, benevens veel visschen in de omringende wateren, zoo zelfs dat men nog langs de kusten geweldig groote, kunstmatige vijvers vindt welke de oude bewoners uit steenblokken hadden opgebouwd, doch thans in verval zijn geraakt. Vancouver voerde in 1792 eenige runderen aan die spoedig vermenigvuldigden en verwilderden, zoodat men in den aanvang dezer eeuw Spanjaarden uit Kalifornië moest laten overkomen om ze uit te roeien, en deze velden er in een jaar 11 000 stuks neder, de rest bleef gespaard en leeft vooral op het groote Hawaiï; dat er nog vrij veel overbleven blijkt uit de lijsten van de uitvoeren, waarop in 1881 wel 50.000 huiden van in dat jaar gevelde wilde runderen voorkomen. De teelt van tamme runderen en schapen is vrij belangrijk, o. a. komen op het kleine eiland Niïhawoe naar men zegt 75 000 stuks schapen voor. Merkwaardig genoeg zijn de eerst sedert een eeuw ingevoerde paarden onontbeerlijk geworden voor de bevolking en een Kanaak, die zich zelf respecteert, loopt geen duizend pas ver maar werpt zich op zijn paard; hoe uitnemend de jonge dames er mede kunnen omspringen, ziet men dagelijks aan de wilde rijtoertjes welke zij maken.

Voor wij van de dierenwereld afscheid nemen vermelden wij nog dat de schoone vogel moho hier uitsluitend te huis behoort, prijkende met een heerlijk blinkenden, koolzwarten vederdosch en glinsterende goudgele vleugels, waarvan de waarde dikwerf op een paar honderd gulden wordt geschat. Enkele zeer rijke schoonen tooien zich het donkere haar met die schitterende gele vederen, en de slechts zeldzaam voor den dag komende koninklijke statiemantel is er rijk mede versierd.

De inboorlingen behooren tot het Polynesische ras dat van Nieuw-Zeeland tot Hawaiï al de eiland-groepen in den Grooten Oceaan bewoont en welks bakermat op den Samoa-archipel schijnt te zoeken te wezen; roodachtig bruin, zwartharig, vrij kloek en zeer welgevormd, krachtig en volstrekt niet misdeeld van verstand, ziedaar de Kanaak, en de vrouwen doen volstrekt niet onder voor de mannen wat aangenaam uiterlijk betreft; beider aard is loszinnig, misschien is wel daaraan de wijze maatregel te danken dat de benevelende tawa-drank niet meer zonder speciale vergunning mag vervaardigd worden. Bovendien zijn behalve in Honoloeloe overal sterke drank en bier streng verboden.

Dit vroolijke, zorgelooze volkje ontving de vreemde bezoekers steeds op hartelijke,