stand gelegen eilanden de voortzetting daarvan; ook worden in die vooruitspringende rotsen soms natuurlijke poorten gevormd. Natuurlijk worden bij de grootere eilanden de kusten onderling vergeleken, en ontvangen verder in de beschrijving zoowel de straten en vaarwaters of toegangen tusschen de eilanden hun beurt als de negorijen en hunne bewoners, op de verschillende kusten gevestigd.
Bij die vaarwaters worden hunne breedte, de waterstand boven de riffen, de stroomingen, de geulen tusschen de riffen en veel meer, wat niet van de kaart af te lezen valt, nader in het licht gesteld, terwijl bij de negorijen en hunne bewoners gelet wordt op hun aantal (aan de sterker bevolkte Westkust van Groot-Key zooveel grooter dan elders); hun 'igging> soms vlak aan zee, of dieper in het binnenland, in het bosch verscholen; het aantal der bewoners en huizen; hun middelen van bestaan (landbouw en de vervaardiging van prauwen); de welvaart dier bevolking, uit het aantal lilahs of de op stapel liggende prauwen opgemaakt; hun godsdienst (heidendom of een soms zeer fanatiek mohamedanisme); de machtsbevoegdheid der rajahs over verschillende negorijen, enz.
Ook over de boven besproken Bandaneezen, zooals zij gevestigd zijn te Banda Eli en Banda Ellat, resp. op de Oost- en Westkust van GrootKey, worden eenige bijzonderheden medegedeeld, waaruit kan blijken, dat deze in de 17de eeuw verdreven bewoners van Banda nog altijd hun eigen taal spreken en afwijkende middelen van bestaan uitoefenen.
Voegt men hierbij wat de heer Planten over de verschillende hoogte der eilanden en der bergtoppen, over de richting der heuvelrijen, de periodieke opheffingen van den bodem, de kleine stroomen en kali's der hoogere eilanden (soms bergstroomen met watervallen), de moerassen en meertjes der aan water arme lagere eilanden in het midden brengt — dan meenen wij bewezen te hebben, dat hierachter een geographische beschrijving der Key-groep volgt, die meer is dan een toelichting der kaart en die aan alle billijke eischen kan voldoen van hen, die van den heer Planten bijdragen tot -de grondige kennis der Key-groep, geen boeiende beschrijving van land en bewoners verlangen of verwachten mochten. Geen der eilanden, zelfs niet de kleinere van Noe hoe Roa, die op een gemeenschappelijk rif zijn gelegen en slechts tijdelijk bewoners bezitten, of, zooals Wattora, „niets meer is dan een steen", blijven onbesproken, terwijl ten slotte aan de beschrijving der bevolking: hun uiterlijk, kleeding, sieraden , woonplaatsen , huizen , meubels, werkzaamheden en karaktertrekken , nog een afzonderlijk hoofdstuk wordt gewijd. —
Waren wij bij de bespreking van het door den heer Planten geleverde