in de woning harer ouders den nacht doorbrengen. Des nachts moet zij verblijven in de woning van een der familieleden of in die van een der ingezetenen der negorij, waarin geen mannen zich ophouden.
Eene Alfoersche woning is zeer primitief. Het is een gebouw bestaande uit één vertrek, dat gewoonlijk vierkant, hoogst zelden langwerpig vierkant is.
Heeft het dien laatsten vorm, dan loopt de lange zijde van den rechthoek in de richting van de lengte van het gebouw en de lengte van het vertrek is dan gelijk aan die van het gebouw. Dit vertrek, waarvan de vloer zich op ± 15 M. boven den grond bevindt, rust op eenige palen. De hoekpalen hebben eene lengte boven den vloer gelijk aan de hoogte der wanden van het vertrek. De vloer bestaat gewoonlijk uit een soort van latten, van bamboe of niboeng vervaardigd, welke uitgespreid zijn op dwars- of onderliggers, die met de stijlen verbonden zijn. Bevindt rnen zich in het vertrek, dan kan men door de reten in den vloer den grond zien. De wanden van dit vertrek, dat meestal slechts aan de voorzijde eene opening heeft, die tot ingang dient, bestaan uit atap, evenals het dak. Ofschoon niet altijd, treft men toch meestal in zulk een vertrek eene zoldering aan, die dan gewoonlijk vervaardigd is uit dezelfde materialen en geheel of gedeeltelijk evenals de vloer met pandan-matten bedekt wordt. In het hiervoren genoemde vertrek is gewoonlijk een gedeelte afgeschoten met atappen. Dit hokje, want meer is het niet, dient speciaal tot slaapplaats van man, vrouw en zuigelingen, terwijl kinderen, die de moederzorg niet meer vereischen, in het overige gedeelte van het vertrek den nacht doorbrengen, met dien verstande evenwel, dat er met de meisjes gehandeld wordt zooals hierboven gezegd is, zoodra zij den huwbaren leeftijd intreden. In dit vertrek worden alle werkzaamheden tot de huishouding behoorende verricht, dus ook gekookt. Tevens doet het dienst als bewaarplaats van alle eigendommen der bewoners. Sieraden en kledingstukken worden geborgen in toetoemboes, ook wel in tagalaja s. Wapenen en andere voorwerpen niet voor dagelijksch gebruik bestemd, bergt men op den zolder. Aan de voorzijde van de woning treft men het dagverblijf aan. Dit is meestal slechts een rechthoekige bak, vervaardigd van bamboe of rondhouten, die zoodanig op palen rust, dat het grondvlak van dien bak en de vloer van het nachtverblijf op gelijke hoogte staan. Het atappendak der woning is zoover verlengd, dat de personen, die in den bak of het zoogenaamde dagverblijf zich ophouden, beschut zijn tegen zonnehitte en regen. Aan sommige woningen treft men dagverblijven aan, die men den naam zou kunnen geven van voorgalerij.
75