Met tali-oetan of gemoetoetouw worden de enkels, de knieën, de ellebogen en de polsen bij elkaar gebonden. De ellebogen steunen hierbij op de knieën, terwijl het hoofd op de handen rust. Opdat het lijk in hurkende houding blijve, bevestigt men de ellebogen aan de knieën en de handen aan het hoofd. Als dit afgeloopen is, omwikkelt men het geheele lijk met gemoetoe en graaft een gat in den grond in het bosch, groot en diep genoeg om het lijk op te nemen. Omwikkelt en in de hiervoren omschreven houding wordt het lijk in dat gat geplaatst, zoodanig dat het hoofd bovenwaarts gekeerd is. Daarna wordt het met aarde overdekt en de plaats, waar men het begraven heeft met het omliggend terrein gelijk gemaakt. Verder worden ter plaatse neêrgelegd eenige stukken ruwen steen of een paar boomtakken en boomstronken.

Vóórdat het pamali — een soort eerbewijs voor den overledene — afgeloopen is, mogen de familieleden als ook zij in wier woning het overlijden plaats vond, zich niet baden , wasschen of reinigen, geen bezigheid of eenig werk verrichten, veel minder hun huis, erf enz. aanvegen of schoonhouden; zelfs het vaatwerk mag niet gezuiverd worden.

Het spreekt van zelf, dat men tracht dit pamali zoodra mogelijk te doen afloopen. Dit geschiedt door een soort van feestmaal, dat door de bloedverwanten van den overledene of door hem, in wiens huis het sterfgeval plaats had, gegeven wordt. De grootte van deze slametan en de luister daaraan bijgezet, regelt zich naar de geboorte, den stand, den rijkdom en de gegoedheid van den overledene en diens naaste bloedverwanten. Soms bestaat die maaltijd alleen uit het kauwen van sirih en tabak na het eten van sago, doch ook dikwijls uit verschillende gerechten als herten- en varkensvleesch, koesoe's tingalongs, sago, rijst en verschillende vruchten. Alle bloedverwanten, vrienden en kennissen van den overledene nemen hieraan deel en zijn verplicht ten geschenke te geven een bord, een schotel of iets anders als: rijst, sago, vruchten, vleesch, een gong enz. enz.

Hauwe.

Onder deze benaming verstaat men de middelen, die door den Alfoer aangewend worden, om te weten te komen, of men al dan niet gelukkig wezen zal in den strijd, dien men ondernemen wil. Het zijn dus maatregelen, die den oorlog voorafgaan en uit deze wordt afgeleid of de voorteekenen gunstig of ongunstig zijn.

Zijn die gunstig dan wordt de strijd ondernomen in het tegenover-