gebezigd een daon soekoen soms een daon soenga-soenga of wel een daon kikir. De Alfoer, lichtgeloovig als hij is, vermeent, daar het vaststaat, dat alle ziekten het gevolg zijn van slechten of ongeregelden bloedsomloop, verdikking of onzuiverheid enz. daarvan, dat dit verholpen wordt op de boven omschreven wijze en hij gelooft dat, het bloed, dat uit de tong van den orang sema vloeit hem (den zieke) afgetapt wordt, en aldus zijn bloed weer gezond en vloeibaar maakt.
Souffreert hij aan bëngkak kaki, bëngkak babi, zweren, puisten of gezwellen, dan bindt men zoo mogelijk een tali oetan of een gemoetoe touw ter weerszijden van het gezwel stevig vast om, als dit opzet, met de punt van een scherp mes daarin te snijden, opdat de onreine stoffen er uit zullen kunnen komen.
Lijdt een Alfoer aan beri-beri, hetgeen echter zeldzaam is, dan wrijft hij eenige malen daags zoo sterk mogelijk de spieren van zijne beenen met daon Ipandaeston en daon pengajo in, welke bladeren vooraf boven het vuur warm en week of zacht gemaakt worden. Nadat deze wrijving afgeloopen is, zet hij zich boven en in de rook van een smeulend vuurtje en overdekt daarbij zijn geheele lichaam zoo goed mogelijk met een kain, opdat de rook en de hitte van het vuur, die in de sarong of kain moeten blijven, hem zullen doen transpireeren. Als inwendige medicijn bezigt hij bovendien een aftreksel van een bijzonder bitter blad daon papatjida genaamd. Dit aftreksel moet dienen tot opwekking van eetlust, goeden stoelgang en verwijdering van benauwdheid, bij den inlander bekend onder den naam van napas. Ook gebruikt hij wel een afkooksel van daon kapas vermengd met koelit pohon kapok als inwendige medicijn.
Ofschoon het zeer zeker nog niet beslist is, of de boven omschreven behandeling werkelijk afdoende is tegen beri-beri, zoo is het volgende niettemin een onloochenbaar feit. Eenigen tijd geleden, verzochten twee Alfoersche gevangenen den magistraat te Wahaai of het hun toegestaan kon worden, dat zij gebruik maakten van de boven genoemde bladeren tot inwrijving hunner beenen en berooking van hun lichaam. Beiden leden vreeselijk aan beri-beri, konden niet loopen, ja zelfs zich bijna niet meer bewegen. Nadat hun verzoek ingewilligd was, wreven zij zich onvermoeid dagelijks met die bladeren in en berookten zich boven een vuurtje van koelit of djaga kalapa, daartoe aangelegd buiten de gevangenis Een en ander gebeurde onder toezicht van een politieoppasser. Thans is hunne beri-beri geweken en kunnen zij wederom ofschoon nog altijd stijf en gebrekkig loopen.