Uit bovenstaande tabel blijkt, dat het water van zeer slechte qualiteit is zoodat slechts één pomp voor goed kon verklaard worden.
Met uitzondering van n°. 8 is het water helder, tevens kleurloos zijn alleen de monsters n°. 1,9, tl, 14 en 15.
In alle watersoorten wordt het geoorloofd gehalte aan organische stoffen en chloor belangrijk overschreden. Van slechts één pomp werd het water vrij bevonden van ammoniak en salpeterigzuur, terwijl in de overige monsters zoo niet beide, dan toch een dezer stoffen werd aangetroffen.
Op zich zelf beschouwd zijn deze bestanddeelen onschadelijk voor de gezondheid. Hunne aanwezigheid duidt echter aan, dat het water in aanraking is geweest met rottende zelfstandigheden, of zijn loop heeft genomen door gronden, waarin dierlijke afvalprodukten zich hebben opgehoopt. Niet deze scheikundige verbindingen zelf zijn dus nadeelig, zij zijn het alleen krachtens haren oorsprong, want daardoor wordt het vermoeden gewekt dat zich tevens levende organismen van min of meer gevaarlijke natuur in het water bevinden, die chemisch niet aangetoond kunnen worden.
Gelijk bekend, mag in het grondwater geen ammoniak en salpeterigzuur voorkomen. Deze verbindingen, welke als eerste ontledingsprodukten van rottende stoffen optreden, worden door de oxydeerende werking van den bodem op het door de aardlagen sijpelende hemelwater, in salpeterzure verbindingen omgezet. De aanwezigheid van ammoniak en salpeterigzuur duidt derhalve aan dat de grond zoodanig overzadigd is van rottende bestanddeelen, dat de bodem niet bij machte is het oxydatie-proces te voltooien.
Hoewel uit latere onderzoekingen gebleken is, dat ammoniak en nitraten niet steeds het bewijs zijn voor de algeheele vervuiling van den bodem, zijn wij toch ten volle overtuigd dat zulks hier ter plaatse wel degelijk het geval is.
Wanneer wij nagaan dat tengevolge van het volslagen gemis eener rioleering, zoowel afval en straatvuil als faecalien sedert eeuwen worden opgehoopt in tallooze ondichte mestvaalten en beerputten, welke veelal boven en in de onmiddellijke nabijheid der welputten werden aangelegd, en dat de zandlaag boven het grondwater slechts een geringe dikte bezit, kan dit bezwaarlijk ontkend worden. Opmerkelijk mag het genoemd worden dat de hardheid overal even groot is, n. 1. 12 Duitsche graden bedraagt. Het water kan derhalve onder de minder harde soorten gerekend worden.
De reden waarom de gemeente Winterswijk als uitgangspunt voor het wetenschappelijk grondwater-onderzoek in Nederland gekozen werd, is een finantieele.