Willen wij deze theoretische beschouwingen door voorbeelden uit de natuur bewijzen, dan dienen voor de lage standen die putten met elkander vergeleken te worden, welke tusschen 9 Juni en 1 December 1892 op bepaalde tijden werden waargenomen. Dit zijn die, gelegen op het in 1891 bestudeerde terrein.

Voor de hooge standen moet hetzelfde geschieden met de putten, gemeten na dien tijd, derhalve met die, gelegen binnen het dorp Winterswijk.

I. In eerstgenoemde streek werd het minimum den 9<len juni aangetroffen : van de 45 putten waren er slechts 4, waarin dit later n. 1. den Sden 0f 6den October optrad.

Uit een berekening blijkt, dat op deze plaatsen de gemiddelde diepte der wel het grootst is, n. 1.:

Plaats van waarneming. Gem. diepte der wel ben. de oppèrvl.

G- I4- 2.283 M.

6* ï-572 „

3" Ï-560 „

• 5- 1.606 „

De grootste niveau-verschillen wisselden op bedoeld terrein af tusschen ruim 1 meter en 14 c.M. Onder de plaatsen, waar de maxima en minima het minst uiteenliepen, vallen onmiddellijk in het oog de reeds bekende putten van G. 14, G. 6, G. 3 en G. 5, alsmede die van G. 4 en G. 2. Die cijfers bedroegen hier achtereenvolgens 0.141 M., 0.315 M., 0.245 M. 0.220 M., 0.285 M. en 0.300 M. Bij G. 4 ligt de gemiddelde wel 1.688 M. en bij G. 2 1.473 beneden de oppervlakte.

In andere putten vonden wij daarentegen bij aanzienlijke niveau-ver- " schillen slechts een dunne zandlaag boven den gemiddelden grondwaterspiegel , o. a. :

Plaats van Grootste Gem. wel ben. Plaats van Grootste r._ h

waarnemmg. niveauverschil, de oppervlakte, waarneming, niveauverschil, de oppervlakke.

—————— t

K. 3. 0.766 M. 0.^23 M. G. 29. 0.842 M. 0.858 M.

L- 12. 0.785 » 0676 , L. 16. 1.043 . 0.664 „

G" °-718 » 0.658 . J. 9. 0739 „ 0.656 »

G' ^ | °'735 ' ° '96 ' J- 1. 1.111 . 0.558 .

II. Terwijl overigens binnen het dorp Winterswijk de hoogste stand in December op den ióden viel, werd in de twee diepste putten, n.1.