By de Groenlanden bestaat nu ongetwijfeld patriarchaat, maar toch volgen de kinderen bij echtscheiding de moeder ').
Wat de oude Arabieren betreft, zoo mag hier zeker aan een vroeger matriarchaat niet meer getwijfeld worden; de bewijzen door Robertson Smith en Wilken aangevoerd, zijn waarlijk afdoende2).
Bij de Turken schijnt het omgekeerde het geval te zijn. Vambéry ten minste zegt, dat de vergelijking der turksche talen geen spoor van vóórpatriarchale toestanden bij het turksch oervolk aanwijst: maar dit is niet afdoende en hij zelf zegt, dat het woord voor „Geschwister" „Bauchgefahrten, Mitgeborenen" beteekent. Het bestaan van den kalym wijst op vrouwenroof en daarmee op exogamie 3). Het is dus toch niet geheel onwaarschijnlijk, dat bij een grondiger onderzoek, zooals helaas voor deze volken nog met schijnt plaats gehad te hebben, ook blijken zou, dat hier eens het moederrecht heerschte.
Van Dardistan wordt ons te weinig meegedeeld. Zeer duidelijke resten van vrouwenroof wijzen op exogamie, maar voor een vroeger bestaan van het matriarchaat pleit alleen, dat de ceremonie der adoptie in het zogen door eene vrouw bestaat en de vrouwen kinderen kunnen adopteren , knapen door vrouwen kunnen geadopteerd worden *). Het leviraatshuwelijk wijst op matriarchaat; dat er geen bepaalde naam voor den vaderlijken oom, wel een voor den moederlijken oom bestaat, spreekt ook voor moederrecht, terwijl de nog zeer ongeregelde geslachtsverhoudingen in Hunsa, waar de zeden het primitiefst zijn 5), dit nog waarschijnlijker maken, hoewel Bernhöft in zeker opzicht recht heeft met te zeggen, dat „man sieht, dass die Polyandrie mit dem Mutterrecht keineswegs,' wie „meistens angenommen wird, in nothwendiger Verbindung steht"6),
1) Crantz, 1. c„ p. 161. Nansen: „The first crossing of Greenland" (1890) II p 312, 316. Ook Rink zegt, dat bij scheiding de zoon de moeder volgt, doch'dat'de '5 346™n ^ de" ™der 6rft' ("Ta,eS and Tmditi0ns °f the Eskimo") (.875), p.
2) Zie hunne boven geciteerde werken en Kohier, »Ueber das vor-islamitische Recht er A.aber , p. 240 (Ze.tschr. f. vergl. Kechtsw., VIII); Nöldeke zegt: .Andemeinst-
mal.gen Bestehen des Matriarchats bei den Semiten kann jetzt von Rechtswegen Niemand mehr zweifeln". (Kritiek v. Robertson Smith in Zeitsch, d. d. Morgenland. Gesellschaft 1886, p. 149).
3) H. Vümbéry, .Die primitive Knltur des turko-tatarischen Volkes" (1879) p 67
4) Ujfalvy, 1. C„ p. 300, 302.
5) Ujfalvy, p. 291—294.
6) Bernhöft: „Altindische Familienorganisation" in Zeitschr. f. vergl. Rechtswiss.,
IA, p. 17.
70