the assailants with payment of money to the other veve, to the kinsmen that is of the child and his mother. It is hardly possible to be mistaken in taking this fight to be a ceremonial, if playfal, assertion of the claim of the mother s kinsfolk to the child as one of themselves, and the father's payment to be the quieting of their claim and the securing of his own position as head of his own family" '). De overeenstemming is treffend en pleit sterk voor onze verklaring van het tscherkessische gebruik.

Ten slotte is ook het feit, dat de atalik niet alleen als met zijn pleegkind verwant geldt, maar met diens geheele geslacht, misschien begrijpelijker, zoo wij in deze fosterage eene nabootsing van het verblijf van het kind bij zijne moederlijke verwanten zien; het is echter ook wel mogelijk, dat de atalik-familie zoo niet altijd dan toch vaak aan de moeder verwant was; onze bronnen zijn alweer niet duidelijk genoeg om dit te beslissen, onmogelijk is het niet; de strenge exogamie en de menigvuldige echtscheidingen maken het nog waarschijnlijker 2).

Voor de oude Noren maakt Weinhold ons opmerkzaam, dat het kind meestal aan bloedverwanten m verpleging werd gegeven en gaat dan als volgt voort „auch das uralte Band zwischen Xeffen und Oheim zeigt sich hier, denn die Kinder wurden gerade bei den mütterlichen Verwanten haufig untergebraucht" 3), waarbij hij op de bekende plaats in Tacitus (Germania X) verwijst, waar deze zegt: „Die Schwestersöhne stehen beim Oheim in gleicher Ehre wie beim Vater; einige halten dieses Band des Blutes ftlr heiliger und enger, und sehen mehr darauf beim Einfordern von Geiseln, als ob sie den Geist fester und die Verwandtschaft in weiterem Umfang fesselten (et domum latius teneant)" 4). In een ander werk zegt Weinhold uitdrukkelijk „Söhne wurden im Norden gern den Brüdern ihrer Mütter anvertraut (Egilbs. c. 65)" 5).

Van de oude Duitschers zegt Weinhold „im Gedicht von Gudrun (574- 75) iesen wir, dass diese junge Fürstentochter zu ihren Verwandten in Danemark wegen der Zucht geschickt wird und dass man ihren Bruder Ortwin dem alten Wate von Sturmland übergibt" 6).

1) Codrington, „The Melanesians" (1891), p. 231. Zie mijne „Ethnol. Studiën" p. 236.

2) Bell, 1. c., I, p 299; II, p 17, 104, 143.

3) Weinhold, «Altnordisches Leben", p. 285.

4) Holtzmann, (herausg. v. Holder), „Germanische Alterthümer", p. 48 en 49. "

5) Weinhold, „Die deutschen Frauen im Mittelalter" (185i), p 82- (2e Aufl 1882 I, p. 106).

6; Weinhold, «Deutsche Frauen (1851), p. 81; 2e Aufl., I, p. 105).