kwam, toen wel mijne onderzoeking afgesloten was en mijne conclusiën vast stonden, maar toch dit opstel nog niet ter perse lag. Hij zegt dan: waar de man heelemaal niets anders beteekende als de voortteler bezocht hij de vrouw slechts nu en dan en heerschte zij resp haar broeder over hare kinderen; „anders überall, wo das uralte Verhaltniss ces aterschutzes oder die umfassendere Vatergewalt auf fühlbare Weise entwickelt waren. Es erhebt sich dann im Gegensatz zum Vater ein Schutz, unter Umstanden eine Gewalt der mannlichen Spillmagen über rau und Kinder. Die Vatermacht wird beschrankt, unter Umstanden gebrochen. Wohnt die Frau im Hause ihres Mannes, so kann es selbst a in kommen, dass die Kinder sowohl der Mutter als dem Vater entfremdet werden, um sie der Herrschaft des letzteren zu entziehen." En nj citeert dan als een merkwaardig voorbeeld van dit laatste, uiterste geval de zede der Minuanen volgens Azara ]).

Hij neemt dus aan, dat hier het zich ontwikkelend matriarchaat (resp. ,, utterrecht ) in strijd kwam met eene overoude „Vatergewalt" (volgens hem, terecht, wel te onderscheiden van „Vaterverwandtschaft" en Vaterrecht ), even goed kan een nog bestaand matriarchaat trachten zich zoo egenover een opkomend „Vaterrechf te handhaven. In beide gevallen tracht de moederfamilie de kinderen der vrouw aan den man te onthou" te onttrekken, m het geval van volledige fosterage, terwijl de tijdelijke altijd eene reductie van dit recht, eene „Abfindung" van den ^ roegeren rechthebber moet geweest zijn.

Wij willen nu eerst al de bizonderheden aanvoeren, welke in de meedeehngen onzer bronnen voor deze verklaring pleiten en bij de vroegere hypothesen altijd onverklaard bleven.

In de eerste plaats behoort hiertoe Azara's opmerking bij het voorbeeld er Minuanen dat die geadopteerde kinderen hunnen natuurlijken vader ij lens ood met beweenen: ook Von Dargun interpreteert dit in verband met het overige als een bewijs voor het matriarchaal karakter dezer zede, want dan is immers de groote onverschilligheid van de kinderen voor hunnen vader een gewone trek 2).

Dat bij de Gilbert-eilanders en overal elders de pleegouders de fosterage provoceren is volgens deze hypothese zeer natuurlijk, daar zij haar immers als een rest of eene symbolische erkenning van een recht beschouwden. Zeer sterk pleit ook voor onze hypothese, dat het pleegkind

1) Von Dargun, -Mutterrecht und Vaterrecht (1892), p. 78.

2) Von Dargun, ]. c., p. 79.