telijke richting uit tot voorbij het dorp Winterswijk. Zij werden op dezelfde wijze als in 1891 verricht.

Met behulp der op het terrein verzamelde gegevens werd nu op de kaart nagegaan welke punten in de meting moesten worden opgenomen en tevens daarop de richting der waterpassingen vastgesteld (vergelijk Kaart I). Vervolgens werden de reeds vroeger beschreven verkenmerken aangebracht.

De Waterpassing.

Dienaangaande valt weinig bijzonders mede te deelen. Materiaal noch personeel ondergingen eenige verandering. De aansluiting aan A. P. leverde geen bezwaar op, daar dit peil reeds in 1891 naar verschillende punten was overgebracht. Sommige waterpassingen moesten tweemaal verricht worden, bij andere kon men op het uitgangspunt terugkeeren (kring-waterpassing), of wel aansluiten op eenig punt, waarvan de hoogte boven A. P. bekend was. Ook thans mag de graad van nauwkeurigheid, bij de waterpassing bereikt, ruim voldoende genoemd worden. Voor het overige verwijzen wij naar ons iste Rapport.