VERSCHILLENDE MEDEDEELINGEN.
De Vulkaan Awoe op G-root-Sangi.
De Jav. Ct. bevat het volgende:
Verslag van den Controleur der Onder af deeling Sangi- en Talauer-eilanden {residentie Menado) omtrent zijn reis naar den vulkaan „ Awoe" op het eiland Groot-Sangi.
«'Sedert lang reeds bestond bij mij het voornemen om den »Goenoeng Awoe", op het eiland Groot-Sangi, te bestijgen, ten einde van nabij de verwoestingen op te nemen, door de uitbarsting van den 7en Jnni 1892 teweeggebracht en, zoo mogelijk, ook den krater van dien vulkaan te bezichtigen. Dat zoodanige tocht, hoewel niet vrij van bezwaren, zeer goed doenlijk was, werd mij door de hoofden van Taroena bevestigd, volgens welke de Goenoeng Awoe reeds meermalen door inlanders, en nog onlangs, ongeveer eene maand na de uitbarsting, door het kamponghoofd van Tonggene beklommen was; de vroeger betrekkelijk goede weg naar den krater had echter, volgens laatstgenoemd hoofd, door de jongste uitbarsting veel geleden, zoodat ik, bij een reis daarheen, mij op tal van terrein-moeielijkheden voorbereid moest houden. Evenwel was, volgens deskundigen, dat zijn zij, die reeds meermalen op den //vuurberg" waren geweest, een tocht daarheen gedurende den westmoeson niet aan te raden, om reden de dikwijls vrij plotseling opkomende slagregens, die zeer zware bandjir* s of goehie's veroorzaken kunnen, zoomede de felle noordenwinden een bestijging van den vulkaan in dezen tijd van het jaar hoogst gevaarlijk maken. Ik besloot daarom den voorgenomen tocht voorloopig nog uit te stellen, totdat de regenmoeson zou zijn geweken.
Toen echter, in den avond van Dinsdag 14—15 Maart jl. te omstreeks zeven uur, een vrij hevige schok van aardbeving werd gevoeld, voorafgegaan van en gevolgd door een lang aanhoudend onderaardsch gerommel in de richting van den vulkaan , besloot ik niet langer te wachten met de uitvoering van het reisplan, maar reeds Zondag d. a. v. den tocht naar Goenoeng Awoe te ondernemen. Reeds den volgenden dag deed ik onderzoek naar geschikte en betrouwbare gidsen, wat ten gevolge had, dat mij weldra een achttal inlanders uit Taroena en Kolongan werden aangewezen, die, tegen een matige betaling, bereid gevonden werden mij tot bij den krater te geleiden en tevens dienst te doen als dragers voor den mede te nemen mondvoorraad. Een tweetal kapitein-lauts van de hoofdplaats Taroena verzochten mij, den tocht te mogen medemaken, en sloten voorts de heer Braam, particulier, de aspirant-controleur Wiggers van Kerchem, zoomede de te Taroena bescheiden klerk zich nog vrijwillig bij mij aan, zoodat de tocht niet alleen interessant, doch ook gezellig beloofde te worden.
Vermits, volgens verklaring der gidsen, van uit het op ± 1 uur roeiens noordwestelijk van Taroena gelegen gehucht Anggis, de krater in 4 k 5 uren te bereiken was, besloot ik mij zoo vroeg mogelijk op pad te begeven, ten einde nog dienzelfden dag voor het invallen der duisternis weder tehuis te kunnen zijn.