kind eerst aan vreemden toe te vertiouwen en als het dan volwassen was er over te gaan vechten met den opvoeder en niet met den mededingenden vader? Waarom zouden de candidaat-vaders niet terstond om het kind gevochten en het dan aan hunne vrouwen resp. zusters toevertrouwd hebben, die zij met zich voerden, waardoor zij veel beter controle over het kind zouden gehad hebben?
Nog een ander groot bezwaar is het volgende. Al mogen wij met Dargun in zijn laatst, hoogst interessant werk aannemen, dat uit den misschien oorspronkelijk indifferenten toestand zoowel vader- als moederrecht en -afstamming zich konde ontwikkelen, zoo is het toch bij haast al onze volken (zie beneden) mogelijk hetzij een nog bestaand, hetzij een zeker vroeger moederrecht aan te toonen, en bij moederrecht was het waarlijk niet mogelijk, dat er een strijd tusschen de vaders over het kind ontstond, terwijl er van zulk een strijd tusschen anderen natuurlijk geen sprake kan zijn: het kind behoorde dan aan zijne moeder en aan niemand anders en werd door hare broeders beschermd resp. beheerscht.
Met vol „Gruppenehe-system" is deze hypothese dus geheel niet te vereenigen, maar evenmin kan hare onderstelling in dien overgang van eenen indifferenten toestand ('t zij dan Kommunal-Ehe naar Morgan, Teulon en Kowalewsly of wel de toestand, dien Dargun onderstelt, 1. c, p. 29 seq.) tot het matriarchaat (den feitelijk alleen hoogstwaarschijnlijken bij onze volken) verwezenlijkt zijn geweest.
Wanneer het kind nog aan den stam, aan de groep behoorde, kan deze nooit (è. la de legis actio per sacramentum) er in toegestemd hebben om het kind aan een vreemden af te staan, om er dan later met hem, die zich als vader opdrong, over te gaan vechten.
Tegen Semper's redeneering laat zich ook nog het volgende aanvoeren. Wanneer de vader door de tallooze echtscheidingen en verdere losse zeden, niet zeker was, wie zijn kinderen eigenlijk waren, dan kon hij toch, zooals in het echte patriarchaat geschiedt, alle kinderen van zijne vrouw als de zijnen beschouwen, het adoptie-middel zou hem zeker niet meer zekerheid verschaffen en het andere was wel zoo eenvoudig en vooral ook wel zoo natuurlijk.
Hoe ook voorgesteld, meenen wij dus toch Kowalewsky's hypothese te moeten verwerpen.
( Wordt vervolgd).