handen gegeven hebben? Het geheele afstaan van het kind (groep I) kan zoo zeker niet verklaard worden, en toch meenen wij voorloopig nog aan de origineele eenheid beider groepen te moeten vasthouden, dus zoude de onjuistheid dezer hypothese ook voor de tweede groep hierdoor beslist wezen.

De kindermoord, die, zooals wij vroeger zagen, bij velen onzer volken voorkomt, bewijst ook wel, dat het streven naar zoo veel kinderen als maar mogelijk lang niet algemeen is, waarschijnlijk zelfs alleen in bizondere gevallen voorkwam, anders ware de zoo algemeen verbreidde meisjesmoord (vroeger ook in Arabie bestaande, zie boven) immers ook geheel onverklaarbaar, daar zij zeker wel het radikaal tegenovergestelde van de door Sprenger onderstelde maatregel is.

Krachtig pleit ook tegen deze hypothese het feit, dat bij verreweg de meeste volken het kind juist vrij lang (het zogen van 2—3 jaar heeft verreweg de meeste voorbeelden, maar ook veel langer zogen is geene uitzondering) gezoogd wordt, terwijl de zeker zeer competente Ploss hiervan zegt: „Die wichtigste Triebfeder (des langen Saugens) ist die ausserordentlich weit verbreitete Annahme, dass so lange eine Mutter ihr Kind saugt, sie den Coitus ungestraft auszüben vermöge, oline dass namlich eine Befruchtung eintreten könne" ').

Bij haast al onze volken bestond polygamie, en dus bestond er waarlijk genoeg gelegenheid voor den man om kinderen in overvloed te krijgen, wanneer hij dan zoo op hen gesteld was, en dus al heel weinig aanleiding om dit door een zoo ingrijpenden kunstgreep nog te vermeerderen.

Algemeen, systematisch kan dit motief de fosterage zeker niet maken, daar er dan geene pleegmoeders te vinden zouden zijn, die het kind zouden willen zogen, en toch moet de fosterage in der tijd zeker eene algemeene zede geweest zijn. Dit bezwaar is dus afdoende.

Deze hypothese schijnt ons dus voorloopig geheel onbevredigend te wezen.

§ 14. 9e Hypothese. Opheffing der vaderlijke macht.

Stobbe brengt zeer op de onze gelijkende verschijnselen in verband met de emancipatio. „So wie die Römer bei der Emancipatio des alteren Rechts neben dem Vater noch einen Dritten thatig sein liessen, welchem der Sohn durch Scheinkauf übergeben wurde, so scheint auch bei den Deutschen, abgesehen von der Verheirathung des Sohnes, die vaterliche

1) Ploss, 1. c., II, p. 413, 415. Zie ook zijn «Das Kind in Brauch trad Sitte der Völker" 1884, II, p. 167.